AA
Productie, verkoop en doorvoer van militaire goederen door Nederland en België voor Israël zonder rekening te houden met de EU-gedragscode voor wapenexport (Schriftelijke Vraag E-0595/09)

1. Is het de Raad bekend dat Israël niet alleen een belangrijke eigen wapenindustrie heeft en een deel van deze productie exporteert maar ook een van de grootste wapenimporteurs van de wereld is, met name vanuit Nederland en België, waarbij het Nederlandse bedrijf Stork onderdelen levert voor de Amerikaanse Apache helicopters, het Nederlandse bedrijf DSM zorgt voor pantsermateriaal dat wordt gebruikt in defensievoertuigen, terwijl vanuit België waar de wapenexportvergunningen zijn geregionaliseerd het Vlaamse bedrijf OIP (dochteronderneming van het Israëlische Elbit) materiaal voor nachtzichtapparatuur levert voor scherpschuttersgeweren, de Waalse wapenindustrie munitie en componenten van gepantserde voertuigen levert en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nooit een vergunning weigert?


2. Is het de Raad bekend dat ten behoeve van de zeer omvangrijke Amerikaanse wapenexport naar Israël, die veel minder restricties kent dan de Europese, de Nederlandse luchthaven Schiphol (waarvan de aantallen en soorten uit 2006 en 2007 bekend zijn) en vooral de Belgische luchthaven Bierset (met twee tot drie vrachtvluchten van El Al per dag) worden gebruikt voor tussenlandingen zonder enige controle van vervoerde goederen en zonder rekening te houden met de EU-gedragscode voor wapenexport?


3. Is het de Raad bekend dat door Nederland vanwege de criteria 'mensenrechten' en 'conflictsituaties' weliswaar in principe geen wapenexportvergunningen worden afgegeven voor export naar Israël, maar dat gelijktijdig vanuit Nederland wel wapencomponenten worden geëxporteerd naar derde landen waarna deze na assemblage worden doorverkocht aan Israël zonder toetsing aan de EU-gedragscode?


4. Is de in de vorige vragen beschreven gang van zaken in overeenstemming met uw verwachtingen m.b.t. de EU-gedragscode en de daarmee beoogde inperking van geweld in de rest van de wereld?


5. Bestaat voor wapenexporten naar Israël een uitzonderingspositie, op grond van een speciale band van dit land met de EU of vanwege de bescherming van Europese belangen in het Midden-Oosten?


6. Bent u het met ons eens dat een relatief gemakkelijke verkrijgbaarheid van wapens Israël in de verleiding kan brengen om de verstandhouding met de Palestijnen binnen de in 1967 bezette gebieden te regelen door inzet van gewelddadige middelen in plaats van zo veel mogelijk met vreedzame middelen?


7. Wat onderneemt u om deze wapenhandel in overeenstemming te brengen met de EU-gedragscode?


***

ANTWOORD VAN DE RAAD op 23 maart 2009

De Raad meent dat het feit dat hij op 8 december 2008 zijn goedkeuring heeft gehecht aan Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie [1] bij de beoordeling van aanvragen inzake vergunningen voor de uitvoer van wapens genoegzaam aantoont dat het hem ernst is met de voorkoming van de uitvoer van militaire technologie en uitrusting die voor onwenselijke doeleinden zoals interne onderdrukking of internationale repressie kan worden gebruikt of die kan bijdragen tot regionale instabiliteit. Volgens artikel 15 van het VEU dienen de lidstaten er "zorg voor te dragen dat hun nationaal beleid met de gemeenschappelijke standpunten overeenstemt".


Het is de Raad bekend dat bepaalde lidstaten goederen die op de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de EU staan, naar Israël uitvoeren. Jaarlijks verschijnt hiervan een lijst in de bijlagen van de verslagen die ieder jaar krachtens uitvoeringsbepaling nr. 8 van de Gedragscode van de Europese Unie betreffende wapenuitvoer worden opgesteld. Er is de Raad niets bekend over uitgevoerde goederen die niet op deze lijst staan, en hij draagt evenmin kennis van de doorvoer van wapens uit de VS via het grondgebied van de lidstaten.


Beslissingen over de toekenning van vergunningen voor wapenuitvoer vallen onder de bevoegdheid van de lidstaten. Welke echter de bestemming van de uitvoer ook is, de lidstaten zijn, wanneer zij een aanvraag om vergunning voor de uitvoer van wapens beoordelen, wettelijk verplicht zich te houden aan de criteria van artikel 2 van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie.


Wat onderdelen voor militaire uitrusting betreft, zou de Raad erop willen wijzen dat de lidstaten volgens artikel 5 van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB in het bijzonder rekening dienen te houden met het potentiële gebruik van het eindproduct in het producerende derde land en met het risico dat het eindproduct kan worden afgeleid of uitgevoerd naar een ongewenste eindgebruiker.

De geachte Parlementsleden kunnen ervan verzekerd zijn dat de lidstaten in de bevoegde Raads­instanties regelmatig van gedachten wisselen over hun beleid inzake de controle op de uitvoer van wapens, zowel in algemene zin als ten aanzien van specifieke bestemmingen. Dit overleg vormt een essentieel instrument om tot een verdere convergentie van het wapenexportbeleid te komen, en om de criteria in het gemeenschappelijke standpunt op een geharmoniseerde wijze te kunnen toepassen.




[1] PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99.

GroenDe enige partij die sociaal én milieuvriendelijk is.

www.groen.be

De Groenen/EVAGroenen en Europese Vrije Alliantie in het Europees Parlement.

www.greens-efa.eu

Samen ijveren voor een beter Europa en klimaat?