Is bij de evaluatie van het LAW TRAIN-project rekening gehouden met het feit dat het Israëlische ministerie van Openbare Veiligheid en de Israëlische nationale politiediensten betrokken zijn bij ernstige schendingen van de mensenrechten, zoals onder meer marteling, mishandeling en onmenselijke en onterende behandeling?
Voor een aantal activiteiten in het kader van het project organiseert de Bar Ilan-universiteit in Ramat Gan (Israël), een van de projectdeelnemers, skypegesprekken, en het hoofdkantoor van de nationale politiediensten van Israël maakt deel uit van het illegale nederzettingenbeleid van Israël in Oost-Jeruzalem: heeft men er in het licht hiervan aan gedacht dat deze projectactiviteiten kunnen plaatsvinden in bezet Oost-Jeruzalem? Zo ja, tot welke slotsom is men dan gekomen?
In de context van de onderhandelingen over samenwerking tussen Interpol en Israël zijn verscheidene discussiepunten aan de orde gekomen, onder meer het verbod op het gebruik van informatie die is verkregen op een manier die ingaat tegen het internationale recht en de mensenrechten (zie bijvoorbeeld Besluit 2009/934/JBZ van de Raad van de EU van 30 november 2009). Deze kwestie houdt verband met de problematiek van de illegale ondervragingsmethodes van Israël en van Israëlische inlichtingen die hun oorsprong vinden in de bezette Palestijnse gebieden. Heeft men deze problemen in overweging genomen? Is er in een mechanisme voorzien waarmee wordt verhinderd dat in het project kennis (zij het inlichtingen of „ervaring”) wordt gebruikt die is verkregen op een wijze die het internationale recht en de mensenrechten schendt?
Er zijn verschillende mechanismen ter controle van het gebruik van de EU-fondsen en de naleving van ethische en juridische beginselen ingesteld, waaronder ethische beoordelingen, de controle van de uitvoering van projecten, audits en straffen in het geval van niet-naleving. Het LAW TRAIN-project is onlangs aan een technische evaluatie onderworpen en alle noodzakelijke maatregelen zijn getroffen om tegemoet te komen aan de bezorgdheden van het geachte Parlementslid en om ervoor te zorgen dat alle ethische en juridische voorschriften in kwestie tijdens de uitvoering van het project zijn nageleefd.
Als onderdeel van de samenwerking met Israël voert de EU bovendien een regelmatige dialoog over mensenrechtenkwesties. De EU is van mening dat samenwerking en afspraken met Israël, waardoor een dergelijke dialoog mogelijk is, doeltreffender zijn dan isolatie of boycots.
Zoals in de richtsnoeren (2013/C 205/05) van de Commissie (1) vermeld staat, moeten alle Israëlische entiteiten die in aanmerking wensen te komen voor deelname aan Europese programma’s zoals Horizon 2020 (2) ten eerste gevestigd zijn binnen de Israëlische grenzen van voor 1967 (overheidsdiensten op nationaal niveau zoals de Israëlische nationale politiediensten zijn vrijgesteld van dit criterium) en mogen zij ten tweede geen onderzoeksactiviteiten uitvoeren in de bezette gebieden.
In de vraag van het geachte Parlementslid wordt verwezen naar onderhandelingen over samenwerking tussen Interpol en Israël. Israël is sinds oktober 1949 lid van Interpol. De Commissie ging er daarom van uit dat het geachte Parlementslid verwees naar lopende onderhandelingen over een overeenkomst inzake samenwerking tussen Europol en de Israëlische nationale politiediensten. Deze onderhandelingen worden gevoerd door gemachtigde vertegenwoordigers van de EU, in volledige overeenstemming met de voorschriften van het EU-recht (3), het internationaal recht (4), alsook het beleid van de EU inzake het vredesproces in het Midden-Oosten.
(1) PB C 205 van 19.7.2013.
(2) Het EU-kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020).
(3) Inclusief de in de vraag geciteerde wetgeving.
(4) Inclusief internationaal recht inzake de mensenrechten en internationaal recht.