Een eerste échte test om te zien of de Europese Unie en dus de Europese lidstaten het écht ernstig menen met het klimaatakkoord van Parijs. Dat zullen we deze week zien als die Europese landen bepalen hoe zij het failliete Europese emissiehandelssysteem ETS willen repareren. De positie van het Europees parlement in dit dossier is, dankzij de Europese Vervuilingspartij (EVP) van mijn collegae Ivo Belet & co, alvast niet om over naar huis te schrijven. Te vrezen valt dat de Europese ministers veelal van dezelfde politieke familie niet veel beter zullen doen.
In een gezonde democratie mogen, nee moéten, de politieke meningen en visies botsen. En dat mag soms ook best hard zijn, mits men niet op de man speelt en een zekere mate van wellevendheid en wederzijds respect in acht neemt. Als we deze grenzen niet respecteren, dragen we als politici bij tot verruwing van de politieke zeden, voeden we wantrouwen en de anti-politiek en daar worden uiteindelijk alleen de extremisten beter van.
Vorige week heeft mijn christendemocratisch collega-parlementslid Ivo Belet (CD&V) die grenzen helaas flink overschreden door mij “de groene taliban van de alternatieve feiten" te noemen. “Alternatieve feiten”, is een term die vooral bekend werd sinds de verkiezingsoverwinning van Trump, en met name in verband met diens ontkenning van klimaatopwarming en zijn breuk met het voorzichtige klimaatbeleid van Obama.
Dit laatste is relevant als je weet dat mijn botsing met Belet die namens de politieke fractie EVP het klimaatbeleid volgt, net over het Europees klimaatbeleid ging. Ik noemde Belets EVP vorige week de 'Europese Vervuilingspartij', omdat deze er tijdens de plenaire stemming van het Europees Parlement in slaagde belangrijk Europees klimaatbeleid te ondergraven. Belet voelde zich door die kritiek "geschandaliseerd".
In het licht van de wereldproblemen is deze botsing misschien niet erg relevant tussen twee politici, maar gezien het belang van het onderwerp is het dat wel degelijk. En het is daarbij in een democratie cruciaal dat de feiten bekend zijn. Géén alternatieve feiten, maar de enige feiten.
De stemming ging over de positie van het Europees parlement in de onderhandelingen over de herziening van het Europese Emissiehandelssysteem (EU ETS). Zo, een hele mond vol. Waar het in essentie over gaat is de vraag of de EU bereid is om het bijna in duigen liggende emissiehandelssysteem te repareren. Waarom is dat ETS bijna kapot? Het idee was destijds om industrieën te stimuleren zuiniger met energie om te gaan en zo min mogelijk broeikasgassen uit te stoten. Dat kon onder andere door hen vanaf een bepaalde hoeveelheid uitstootrechten te laten kopen. Het zou dus goedkoper zijn om te innoveren dan om te blijven uitstoten, mits die CO2-rechten ofwel de koolstofprijs en dus de financiële prikkel hoog genoeg zouden zijn.
Maar omdat de EU – onder druk van allerlei lobbyisten en met steun van de EVP en anderen – gigantisch veel uitstootrechten gratis weggaf is de koolstofprijs gekelderd tot 5 euro voor de uitstoot van een ton CO.
Sterker nog, er is een enorm overschot aan uitstootrechten gecreëerd waardoor die prijs onmogelijk kan stijgen en het hele ETS dus eigenlijk een dode mus dreigt te blijven. Om innovatie te stimuleren is zelfs volgens grote energiereuzen als Shell, minstens een prijs van 40 euro per ton CO2 nodig. Een grondige herziening van het ETS is daarom heel hard nodig.
Het emissiehandelssysteem is de enige Europese wetgeving waarmee industriële CO2-uitstoot teruggedrongen wordt. Een goed functionerend ETS is dus cruciaal willen we onze beloftes onder het zo bejubelde klimaatakkoord van Parijs nakomen.
Een niet eens zo drastisch plan om het ETS aan te passen werd in december nog breed gedragen in de milieucommissie van het EP. Maar dat heeft het na enorme druk vanuit met name de cementindustrie en slappe knieën van de EVP, dus niet ongeschonden gehaald in de plenaire stemming.
De essentie van het eerste voorstel was om de cementsector niet langer gratis emissierechten te geven, maar ze in plaats daarvan te beschermen door niet-Europese importeurs van cement emissierechten te laten kopen aan de EU-grens. Dit was meteen een mooi voorbeeld van innovatief Europees handelsbeleid waar we zo’n nood aan hebben.
De cementsector heeft de afgelopen jaren immers zeker 5 miljard euro verdiend aan het doorverkopen van gratis verkregen CO2-rechten (cijfers die komen uit de jaarverslagen van de cementindustrie zelf). Dit heeft uiteraard niet bijgedragen tot innovatie in die zeer vervuilende sector. Zolang cementproducenten de prijs van CO2 niet moeten betalen, vindt er geen grootschalige omschakeling plaats naar duurzamere technieken, die trouwens al wel bestaan voor cementbedrijven.
Met het EP-voorstel zou de vervuiler eindelijk gaan betalen zonder dat hun concurrentiepositie in gevaar komt. De EU exporteert cement in plaats van dat het importeert, mede omdat ETS momenteel als een soort vervuilende exportsubsidie werkt.
Maar de industriële lobby tegen het voorstel was enorm. De industrie wil de ‘subsidie’ behouden die ze nooit had mogen krijgen. En dat is ze gelukt ten koste van een efficiënt ETS, ten koste van Europees klimaatbeleid. Dit zijn geen alternatieve feiten, het is de bittere realiteit.
Het toppunt is dat de cementsector in het verleden zélf gevraagd heeft om de ETS hervorming die nu is weggestemd. Dat ze daar nu ter elfder uur op terugkwam, komt omdat men zich is gaan realiseren dat de gratis rechten hogere winsten garanderen. Door de maatregel weg te stemmen, ontvangt de cementindustrie tussen 2020 en 2030 nog eens naar schatting 1 miljard euro aan gratis rechten.
Het Belet-argument dat alle sectoren een gelijke behandeling moeten ontvangen is onzin. Zo ontvangt de elektriciteitssector ook geen gratis rechten. De EU moet kijken naar de specifieke kenmerken van een sector en vervolgens bepalen of die sector het recht om gratis te vervuilen ook echt verdient.
Waar de EVP-houding ook toe leidt is een zwakker Europees klimaatbeleid, al was het maar omdat een aantal meer vooruitstrevende Europese landen een blijvend zwak ETS niet zullen accepteren. Die willen verder. De groen-progressieve Zweedse regering bijvoorbeeld, koopt zelfs CO2-rechten op om ze te ‘vernietigen’.
Dit soort landen gaan straks, los van de EU, zélf extra maatregelen nemen, hetgeen neer zou komen op een hernationalisatie van het Europees klimaat-, energie en industriebeleid. Dat is niet alleen niet in belang van de EU en haar burgers, het is een scenario dat leidt tot de grote huivering bij het bedrijfsleven, omdat dat zorgt voor extra kosten in een eengemaakte Europese markt. Kortom de houding van Belet en de zijnen is kortzichtig en "penny wise, pound foolish".
Hoe langer we wachten met een stevig, Parijs-conform klimaatbeleid, hoe duurder het op den duur wordt om onze beloftes na te komen en zo gevaarlijke klimaatverandering tegen te gaan. De zogenaamd 'realistische aanpak' van de EVP, zorgt ervoor dat volgende generaties met de rekening zullen zitten.
Bart Staes
Deze tekst kwam integraal op demorgen.be