AA
Standpunt: GGO's en Nieuwe Gentechnieken (NGT) in de landbouw

Hieronder volgt het officiële standpunt van Groen over GGO's en nieuwe gentechnieken in de landbouw, zoals goedgekeurd door het partijbestuur en de politieke raad.

Kaderschets: Wat zijn GGO's en NGT?

1. Biotechnologie, moleculaire biologie en meer in het bijzonder genetische modificatie in de life sciences, is een technologie die vandaag in de

  • geneeskunde en farma industrie (rode biotech, bvb productie van humaan insuline, vaccins enz...),
  • voeding en industrie (witte biotech, denk bvb aan de industriële productie van brood maar ook enzymes in wasmiddelen),
  • mariene biologie (blauwe biotech)
  • en ook de landbouw (groene biotech, de bekende GGO's)

haar intrede heeft gedaan. In deze nota hebben we het enkel over de groene biotech, het gebruik van biotechnologie bij de veredeling van planten en landbouwgewassen. De groene biotech stelt namelijk de meeste problemen vanuit een ecologisch standpunt.

2. Onder genetische gemodificeerde organismen (GGO's) verstaan we traditioneel organismen waarvan het genoom (= alle genen samen) doelbewust werd gewijzigd door technieken waarbij vreemde genen werden geïntroduceerd of waarbij de lettercode van de genen met nieuwe gentechnieken werd gewijzigd met als doel bepaalde gewenste kenmerken aan de plant toe te voegen of weg te nemen. Geïntroduceerde genen kunnen soortvreemde (transgenese) of soorteigen genen (cisgenese, gentransfer tussen verschillende rassen) zijn.

3. Klassieke genetische modificatie gebeurt door het inbrengen van het gewenste gen in een plasmide of een vector (een stuk circulair DNA waarin het gen opgenomen is), dat door de celmembraan in de cel van de plant terecht komt en daar opgenomen wordt in het eigen DNA (zie Fig.1). Ook kan men het DNA rechtstreeks of via een "gene gun" in de cel injecteren of door electroporatie door de celmembraan laten migreren. Hierbij kunnen (zowel bij cis- als bij transgenese) evenwel fouten en ongewenste mutaties ontstaan.

4. Nieuwe gentechnieken (NGT, in de literatuur verkeerdelijk new breeding techniques of NBT genoemd) maken gebruik van nieuwere gentechnologieën, waarvan men claimt dat ze efficiënter, goedkoper en preciezer zijn dan de klassieke technieken.  In plaats van klassieke gentransfer kan men nu bvb het DNA rechtstreeks als het ware gaan "fotoshoppen" en wijzigingen aanbrengen (genome editing door middel van het CRISPR-Cas9 systeem). Ook bij deze technieken kunnen er echter "off-target" effecten en dus ongewenste neveneffecten optreden. Er is nog slechts weinig onderzoek naar de veiligheid en lange termijn effecten van deze nieuwere technologieën.

Probleemstelling

5. Andere NGT maken gebruik van genetische modificatie in de intermediaire stadia van productie, maar zonder dat het "eindproduct" genetisch gemodificeerd is. Ook cisgenese hoort eigenlijk tot de NGT. Voorstanders beweren dat NGT-gewassen niet dienen te worden gereguleerd als GGO-gewassen, omdat ze er in essentie van verschillen. Hoewel de gebruikte technologie inderdaad verschillend is van de traditionele GGO-techniek, gaat het bij NGT echter ook om genetische modificatie (zie verder).

6. Hoewel GGO en NGT technologie preciezere manipulaties mogelijk maken dan klassieke
veredeling, is het wijzigen van genen in een organisme met deze technieken, een proces met moeilijk voorspelbare neveneffecten en gevolgen voor het ontvangende genoom en de interactie met de leefomgeving.

GGO's

7. In de landbouw zijn de meeste GGO-gewassen die men produceert resistent tegen pesticiden of tegen ziekten, of produceren ze zelf insecticiden, hoewel er ook GGO-gewassen bestaan die aangerijkt zijn met bvb betacaroteen, een voorloper van vitamine A (gouden rijst). Voorbeelden zijn de "Round-up-ready" gewassen (resistent tegen de onkruidverdelger glyfosaat) en Bt-gewassen (die specifieke insecticiden produceren die maïsstengel- en wortelboorders doden).

8. De beoogde voordelen van GGO-gewassen zijn in de eerste plaats een hogere productiviteit per oppervakte, het terugdringen van insecticidengebruik en de mogelijkheid om nieuwe, voorheen ongeschikte, landbouwgronden te verbouwen. De meest populaire GGO-gewassen zijn maïs, soja, koolzaad en katoen. Ze worden vooral geteeld in Noord- en Zuid-Amerika en in Azië. Op dit ogenblik worden wereldwijd van de 1,5 miljard ha beschikbare landbouwgrond 180 miljoen ha (ongeveer 12%) door GGO-gewassen verbouwd (slechts 300.000 ha in Europa, voornamelijk in Spanje).

GGO's als oplossing van het wereldvoedseltekort?

9. In de jaren '90 beweerden voorstanders dat GGO's de honger uit de wereld zouden helpen (en dat tegenstanders dus vele doden op hun geweten zouden hebben). Ook vandaag beweert het international initiative van Nobelprijswinnaars dit nog. Zeker in het Zuiden kunnen stijgende landbouwopbrengsten significant bijdragen aan voedselzekerheid. Maar die opbrengstverhogingen kunnen evengoed zonder GGO’s worden bereikt. Een recent artikel in de New York Times (1) laat zien dat de stijging van de productiviteit voor maïs en koolzaad gedurende de laatste twintig jaar exact dezelfde is in Canada of de VS (GGO) als in West-Europa (niet-GGO). De GGO-gewassen hebben hier dus niets aan bijgedragen. Voor suikerbiet was de productiviteit in Europa zelfs veel sterker gestegen dan in de VS of Canada. Er zijn tenslotte sterke aanwijzingen dat de zogenaamde opbrengstkloof tussen de landbouw van de industrie- en ontwikkelingslanden kan gedicht worden met niet-biotechnologische innovaties. 

10. Productiviteitsverhoging staat overigens niet gelijk aan een verhoogde voedselzekerheid. Hiertoe zijn vooral een betere toegang tot grond, een betere infrastructuur, een betere toegang tot de voedselmarkten, een eerlijkere verdeling van de rijkdom, duurzamere handelsovereenkomsten en minder volatiliteit van de grondstofprijzen noodzakelijk. Daarnaast wordt de meeste landbouwgrond in ontwikkelingslanden gebruikt voor de productie van exportgoederen voor het Westen. Verder worden veruit de meeste GGO-gewassen die nu op de markt zijn, gebruikt voor diervoeder voor onze Westerse vlees- en zuivelconsumptie (90 % van de soja-invoer in de EU), als biobrandstof (ethanol uit maïs of biodiesel uit oliepalm) of voor textielproductie (katoen).

11. Het wereldvoedseldilemma is dan ook vooral een probleem van toegankelijkheid (de wereldvoedselproductie is meer dan 150 % van de wereldconsumptie, toch heeft niet iedereen toegang tot dat voedsel), en vereist daarom eerder een politiek-economische oplossing eerder dan enkel agrarische innovatie. In de komende decennia zal de wereldbevolking verder toenemen tot ongeveer 9 miljard mensen en dan vermoedelijk stabiliseren. De FAO, Oxfam, en het IAASTD-panel (International Assessment of Agricultural Knowledge, Science and Technology for Development) van de VN wijzen allemaal op het belang van duurzame landbouw als oplossing voor voedselzekerheid en autonomie en dringen aan op duurzame, ecologische en ethisch verantwoorde landbouwpraktijken en technieken, waarbij niet per se een rol voor GGO's wordt gezien, maar veeleer voor alternatieve technieken (2).

12. Een van de alternatieven die passen in een agro-ecologisch landbouwbeleid is de „marker assisted selection”. Hierbij wordt wel met genetische markers zeer gericht en efficiënt geselecteerd, maar vindt geen risicovolle of onvoorspelbare genetische manipulatie of genentransfer plaats. Deze technologie heeft bewezen effectief en kostenefficiënter te zijn dan genetische modificatie (3) en zou dus mogelijk een oncontroversieel alternatief kunnen bieden voor GGO's.

13. Ook Olivier De Schutter (voormalig "special rapporteur on the right to food" bij de Verenigde Naties) stelt duidelijk dat de huidige problemen in landbouw het gevolg zijn van monoculturen en de dwangmatige wens tot opbrengstverbetering. Deze leiden tot pollutie, emissie van schadelijke gassen zoals CO2 en ammoniak), inefficiënte energieconversie, sociale dislocatie enz...

14. Tot slot willen we benadrukken dat het voedselprobleem ook te maken heeft met ons voedingspatroon. Minder vlees eten draagt bij tot een efficiënter gebruik van de beschikbare landbouwgrond en -middelen, is goed voor het milieu en het klimaat en voor de gezondheid. Als alle beschikbare landbouwgrond direct voor menselijke consumptie wordt gebruikt, in plaats van voor de teelt van veevoer, zouden zo’n vier miljard meer mensen gevoed kunnen worden.

Andere potentiële voordelen van GGO's?

15. GGO-gewassen zouden er toe leiden dat er minder pesticiden gebruikt moeten worden om de akkers vrij te houden van ziektes en plagen. Het hogervermeld artikel in de NYT toont aan dat het omgekeerde kan worden vastgesteld. In de laatste twintig jaar is het totaal gebruik van pesticiden in Frankrijk (geen GGO's toegelaten) gedaald terwijl het in de VS is toegenomen. Met name het gebruik van glyfosaat is in het bijzonder gestegen (met een factor x15 sedert de jaren '90). De verklaring hiervoor is de toename van het verbouwen van "Roundup ready" gewassen. Hierdoor is ook de pesticideresistentie bij onkruid toegenomen en duiken meer en meer zogenaamde "superweeds" op. Hierdoor moeten steeds meer en sterkere pesticiden worden ingezet en komt men in een vicieuze cirkel terecht (het pesticide treadmillfenomeen).

16. GGO-voorstanders beweren dat GGO-gewassen ook kunnen ingezet worden in de strijd tegen de klimaatverandering (4). In de praktijk lenen zich echter geen enkele van de huidige generatie commerciële GGO-gewassen hiervoor. Het is inmiddels duidelijk dat de productie van biobrandstoffen uit GGO-(voedsel)gewassen een zeer negatieve invloed heeft op de mondiale grondstof- en voedselprijzen en -voorziening, met een nog steeds zeer grote afhankelijkheid van fossiele brandstoffen.

Risico's van GGO-gewassen

17. Pesticideresistente GGO-gewassen veroorzaken dezelfde problemen als antibiotica. Ze leiden tot resistentie van onkruiden (superweeds; in 1998 was er 1 gewas resistent aan glyfosaat, in 2013 waren het er al 14). Daardoor moet men steeds meer en nieuwere pesticiden gebruiken. Bt-targetinsecten worden resistent en Bt-eiwitten zijn schadelijk voor nuttige insecten, waarbij ook de gevoeligheid voor secundaire plagen toeneemt.

18. Er zijn ook slechts een handvol gewassen waarvoor GGO-variëteiten bestaan. Hun grootschalige inzet in industriële landbouwsystemen zorgt ervoor dat de diversiteit in de landbouw verder achteruitgaat. Wereldwijd is 80 % van alle soja GGO-soja. Bij katoen, maïs en koolzaad gaat het om resp. 50 %, ruim 25 % en ruim 20 %. In landen met een wijdverbreide GGO-teelt, met name de VS, Canada, Argentinië en Brazilië, is de gewasdiversiteit (aantal variëteiten) binnen deze soorten sterk teruggelopen. 

19. GGO-gewassen kunnen niet-GGO gewassen contamineren door out-crossing (genetische vervuiling, zie Fig.2). GGO- en niet-GGO-gewassen kunnen dus niet zomaar naast elkaar bestaan. Dat is het probleem van de zogenaamde co-existentie, die in de EU niet goed is geregeld, zie verder. Een recent probleem is het oprukken van teosinte in Spanje, de Mexicaanse voorvader van de wilde maïs, die stilaan begint te woekeren in de MON810 maïsvelden, en die bij recombinatie met het Bt-gen aan invasiviteit kan winnen en een bedreiging kan vormen voor de ganse maïsteelt in Europa. Dit is een mooi voorbeeld van hoe GGO-technologie eco-evenwichten kan verstoren.

20. Vermits GGO-gewassen zich inschrijven in een industrieel landbouwmodel waar monoculturen en pesticidengebruik centraal staan, bestendigen ze de "lock in" ervan. Ze zorgen voor een doorgedreven verschraling van het landschap en dragen zo bij aan de wereldwijde achteruitgang van insectenpopulaties (waaronder bestuivers en natuurlijke predatoren van plaaginsecten). De ecologische problemen in de landbouw worden als het ware 'vooruitschoven'; de echt duurzame oplossingen worden 'uitgesteld' wat dan weer leidt tot verdere verschraling...

21. Er is discussie over het feit of de consumptie van GGO-gewassen de gezondheid van de mens bedreigt. In theorie kan een GGO-gewas nieuwe allergieën veroorzaken, gezien er een "vreemd" eiwit wordt geproduceerd. Dit is echter niet aangetoond bij de bestaande GGO-gewassen. Een studie uitgevoerd in 2012 door Seralini bij (tumorgevoelige) ratten toonde een verhoging aan van het aantal tumoren in de groep die GGO-maïs te eten kreeg, maar kreeg veel kritiek omwille van vermeende methodologische fouten. Hoewel deze nadien niet aangetoond konden worden, werd het artikel daarna toch teruggetrokken, en nadien elders gepubliceerd.

22. Een groep onafhankelijke wetenschappers verenigd in het European Network of Scientists for Social and Environmental Responsibility (ENSSER) stelt in een recente publicatie dat er geen consensus bestaat over de veiligheid van GGO's. Ook de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) is voorzichtig en stelt dat er van de huidige op de markt bestaande GGO-gewassen geen risico's voor de volksgezondheid werden vastgesteld, maar dat elk GGO-gewas apart moet worden onderzocht. Veralgemeende uitspraken over de veiligheid van GGO's kunnen dus niet worden gedaan.

23. Er is minder twijfel over de menselijke gezondheidsrisico's van langdurige blootstelling aan bepaalde bij GGO's toegepaste bestrijdingsmiddelen (voornamelijk glyfosaat). Sommige van deze gevolgen zijn wellicht toe te schrijven aan gebrekkige landbouwpraktijken. Maar omdat GGO's van de huidige generatie verkocht worden als pakket in combinatie met de bijbehorende bestrijdingsmiddelen, moeten deze producten alsmede hun gevolgen voor milieu en samenleving ook gezamenlijk worden beoordeeld.

Patenten en monopolies

24. De introductie van de biotechnologie in de plantenveredeling heeft de lange traditie van het kwekersrecht en vooral van de "kwekersvrijstelling" doorbroken. "Kwekersvrijstelling" betekent dat andere veredelaars beschermde rassen vrij kunnen gebruiken om nieuwe, verder verbeterde rassen te ontwikkelen zonder toestemming van de oorspronkelijke kwekersrechthouder. Het octrooirecht in de biotechnologie staat op gespannen voet met het principe van de "kwekersvrijstelling", vermits octrooien worden toegekend aan genetisch materiaal. In tegenstelling tot het kwekersrecht leidt octrooirecht niet tot open innovatie en combineert het niet de economische prikkels voor innovatie met het beschermen van andere publieke maatschappelijke belangen.

25. In 1998 werd de Europese Biotechnologie-octrooirichtlijn goedgekeurd, die octrooibescherming van plantgerelateerde uitvindingen mogelijk maakt. Plantengenen of gensequenties kunnen gepatenteerd worden, plantenrassen niet. Over deze interpretatie bestaat weliswaar geen eenduidigheid. Toonaangevende multinationals in de plantenveredeling claimen dat als genetische eigenschappen octrooieerbaar zijn daarmee indirect het ras onder het octrooirecht valt. In dat geval kunnen rassen waar een octrooi op rust niet meer gebruikt worden door anderen voor verdere innovatie. Dat is slecht voor de agro-biodiversiteit en zorgt ervoor dat planten met interessante eigenschappen niet beschikbaar zijn voor verdere innovatie door anderen.

26. In de plantveredelingsbranche bestaan dus grote potentiële economische belangen voor GGO's. De jaarlijkse wereldwijde omzet van zaaizaden is inmiddels uitgegroeid tot meer dan 35 miljard euro, en vormt de basis van een nog veel grotere productmarkt met een jaaromzet van honderden miljarden euro.

27. Een van de kwalijke evoluties in de sector is het feit dat er op dit ogenblik slechts een paar grote wereldspelers zijn die de meeste GGO-zaden in handen hebben. Er bestaat een echte machtsconcentratie bij agrochemische concerns waarbij slechts enkele bedrijven 2/3 van de zaadmarkt en 84% van alle agrochemicaliën in handen hebben. Ze produceren vaak ook pesticiden en meststoffen, en door koppelverkoop monopoliseren ze op die manier de agro-industriële markt en dus het voedsel- en landbouwbeleid op tal van plekken in de wereld. Door deze consolidatie kan een selecte groep multinationals in grote mate controle uitoefenen over de gehele productieketen van voedingsmiddelen en gerelateerde producten, waardoor keuzevrijheid, betaalbaarheid, open innovatie en genetische diversiteit bedreigd worden. Recente mergers zoals Syngenta met ChemChina, Dow met Dupont of de op hande zijnde fusie van Bayer en Monsanto vergroten deze monopolies nog.

28. De kost van het ontwikkelen van een nieuw GGO-gewas wordt geschat op gemiddeld 100 miljoen euro. Naast de hoge ontwikkelingskost stuurt ook de strenge regulering de kost de hoogte in. Hoewel de industrie hierover klaagt, is het zeker zo dat de grote agrochemische concerns dit niet erg vinden, vermits het concurrentie nog verder onmogelijk maakt. Verregaande deregulering zou de markt open breken en de concurrentie namelijk kunnen doen toenemen waardoor de kostprijzen dalen. Anderzijds is het zo dat die strenge regulering geen "groene regeldrift" is, maar in het kader van de eerder genoemde potentiële risico's en in het door de EU gehanteerde voorzorgsprincipe (zie verder) meer dan aangewezen is.

29. Een belangrijk dilemma in het GGO-debat is de keuzevrijheid voor consumenten en boeren. Deze problematiek speelt zowel binnen de EU als daarbuiten. In ontwikkelingslanden zorgen hoge prijzen voor gepatenteerd zaaizaad, gecombineerd met afnameverplichtingen en het verbod op de traditionele praktijk van het bewaren van zaden van eerdere seizoenen, voor grote sociaaleconomische en culturele dilemma's onder (vooral kleinschalige en weinig kapitaalkrachtige) boeren.

Europese regulering

30. De EU heeft in 1990 volgende definitie vastgelegd: "een GGO is een organisme, met uitzondering van menselijke wezens, waarvan het genetische materiaal veranderd is op een wijze welke van nature door voortplanting en/of natuurlijke recombinatie niet mogelijk is". Het is duidelijk dat de meeste NGT-gewassen dezelfde ethische, ecologische, sociaaleconomische en politieke bezwaren met zich meebrengen als de huidige generatie GGO's. Zelfs als het eindproduct niet strikt valt onder de definitie uit 1990, wordt er toch gebruik gemaakt van genetische modificatie technieken, waarover nog steeds onzekerheid bestaat met betrekking tot de efficiëntie en de veiligheid. Het is voor Groen duidelijk dat NGT dus onder de huidige GGO-regulering dienen te vallen (5).

31. In Europa moet een bedrijf dat een GGO-gewas op de markt wil brengen een verzoek tot toelating indienen. Een besluit tot toelating wordt op Europees niveau genomen, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen een toelating tot invoer en een toelating voor de teelt op Europese bodem. Momenteel zijn meer dan 50 genetisch gemodificeerde producten in de EU toegelaten voor import (maïs, soja, koolzaad, suikerbiet, en katoen), voornamelijk als grondstoffen voor diervoeders.

32. Slechts twee GGO-gewassen mogen worden geteeld in de EU, de maïshybride MON810 en het aardappelras Amflora (BASF). MON810 wordt vooral in Zuid-Europa geteeld, gezien de maïsstengelboorder in onze streken niet voorkomt en Bt-gewassen bij ons dus geen voordeel bieden. BASF heeft echter de teelt van Amflora in de EU stopgezet. Amflora bezit een gen dat de aardappelplant resistent maakt tegen een cruciaal antibioticum voor de bestrijding van tuberculose. De Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) en het Europees Medicijn Agentschap (EMA) zijn bezorgd dat dit de resistentie voor dit "cruciaal antibioticum" zal vergroten.

33. De toelating van een GGO- gewas is dus vooral op Europees niveau geregeld (Directieve 2001/18/EC). De fabrikant moet via wetenschappelijke studies aantonen dat het gewas geen risico's oplevert voor mens, dier en milieu. Op basis daarvan maakt de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) een beoordeling van het risico bij het verlenen van een vergunning. De EFSA (waar regelmatig belangenconflicten spelen) brengt daarover een advies uit aan de Europese Commissie. Op basis daarvan wordt door de Commissie een voornemen tot besluit voorgelegd aan de Europese Raad van ministers. Wanneer er in dit overleg van de ministers van de lidstaten geen gekwalificeerde meerderheid is voor of tegen de toelating, krijgt de Europese Commissie de bevoegdheid om zelf een besluit te nemen. Dit ganse proces kan jaren duren.

34. In januari 2015 werd een nieuwe richtlijn van kracht (Directive (EU) 2015/412) die aan de lidstaten toelaat om de teelt van GGO-gewassen op hun grondgebied strenger te regelen of te verbieden, zelfs al zijn ze toegelaten in de EU (opt-out). De facto wordt daardoor de toelating van GGO-gewassen gehernationaliseerd, wat een slechte zaak is. Impact van landbouw op milieu en gezondheid zijn bij uitstek Europese aangelegenheden, maar de Europese Commissie hoopte hierdoor de impasse (blokkerende meerderheden) te doorbreken. Uiteraard gaat dit ook in tegen het principe van de interne markt, die ook voor de landbouw geldt.

35. Het Europees Parlement, en in het bijzonder de milieucommissie, is bijzonder instrumenteel in het tegenhouden van nieuwe vergunningen die door de Europese Commissie worden voorgesteld. Er bestaan bij tal van lidstaten en parlementsleden fundamentele bezwaren tegen de GGO-technologie. Bovendien is er heel veel wantrouwen tegenover de Commissie, die zich laat adviseren door EFSA en onder druk staat van de machtige agro-industriële lobby's. De 'Monsanto-papers' en de daarmee gerelateerde glyfosaatcrisis zijn daarvan het recentste bewijs.

36. Uit vele opinieonderzoeken (zoals Eurobarometerpeilingen en wetenschappelijke publicaties) blijkt steevast dat een groeiende meerderheid van de EU-bevolking zeer sceptisch, zo niet afwijzend staat tegenover GGO's, met name in voedsel, diervoeder en landbouw. Ook door de regeringen van de lidstaten worden uiteenlopende meningen en beleid ten aanzien van GGO's aangehangen. Tegenover overtuigde tegenstanders zoals Oostenrijk, Hongarije, Italië, Griekenland, Polen en Letland staan verklaarde voorstanders zoals Nederland, het VK, Zweden, Spanje, Portugal en Tsjechië. Daarnaast zijn er veel lidstaten die zich van stemming onthouden. België onthoudt zich steeds omdat er geen consensus bestaat tussen Vlaanderen (pro-GGO) en Brussel en Wallonië (contra-GGO).

37. In de EU moeten fabrikanten van voedingsmiddelen op het etiket vermelden als een ingrediënt in het product meer dan 0,9% GGO's bevat. Bij melk, vlees en eieren van dieren die GGO-veevoer hebben gegeten, hoeft dat niet op het etiket te staan. Het is ook mogelijk dat een aroma, enzym of vitamine in een voedingsmiddel is verkregen met inzet van een GGO-bacterie, -gist of -schimmel, maar dat deze bacterie, gist of schimmel zelf niet in het eindproduct is beland. In dat geval hoeft op het etiket door de producent niet vermeld te worden dat het product met een GGO bereid is. In biologische producten zijn GGO's niet toegestaan en ligt de drempelwaarde op 0,0%.

Samenvatting en standpunt

38. Voor Groen is er geen plaats en bestaat er geen noodzaak voor GGO-technologie in de landbouw. Groen bevestigt hierbij dan ook haar standpunt zoals geformuleerd in het programma van 2014 (6) en blijft streven naar een GGO-vrij Vlaanderen... Groen meent ook dat de nieuwere NGT-gewassen best onder de huidige GGO-regulering vallen.

39. Alle argumenten "pro-GGO", zoals

  • hogere productiviteit,
  • lager pesticidengebruik,
  • de honger uit de wereld helpen

zijn onjuist gebleken, en de argumenten "contra-GGO" zijn legio:

  • GGO-gewassen schrijven zich in in een gemonopoliseerd agro-industrieel landbouwmodel,
  • ze bedreigen de biodiversiteit,
  • hun veiligheid voor de gezondheid van de mens is met onvoldoende zekerheid bewezen,
  • ze leiden tot ontwrichting van de familiale, onafhankelijke landbouw en tot sociale onrechtvaardigheid.

40. In tegenstelling tot de ecomodernisten en de biotech industrie die voor GGO-gewassen wel een plaats zien in een duurzame landbouw, gelooft Groen dat GGO-gewassen een voorbeeld zijn van technologische innovatie die meer nieuwe problemen veroorzaakt dan oplost (de treadmill paradox). De enige manier om hier uit te geraken is een (geleidelijke) omschakeling van agro-industriële en -chemische landbouw naar diversiteit, agro-ecologie, korteketenlandbouw en biologische landbouw.

41. Soms wordt de vraag gesteld welke plaats er in een duurzaam ecologisch landbouwmodel voor GGO-technologie kan zijn. Deze vraag is echter verkeerd. De vraag is niet welke plaats er in onze landbouwvisie voor GGO- en NGT-gewassen kan worden gevonden, maar of we deze technologie überhaupt nodig hebben. Het is niet omdat ze er is (en enorme industriële belangen vertegenwoordigt) dat er per se een plaats moet voor worden gevonden... Duurzame landbouwontwikkeling moet nood-gedreven zijn en niet technologie-gestuurd (7). Dit houdt niet in dat Groen geen voorstander zou zijn van technologische vooruitgang, maar deze moet steeds duurzaam en ecologisch en ethisch verantwoord zijn.

42. Ongetwijfeld zal de ontwikkeling van de GGO-technologie en NGT voortgezet worden. Hierbij vragen wij met aandrang een meer democratische en transparante besluitvorming op EU niveau en vooral onafhankelijk en ethisch verantwoord wetenschappelijk onderzoek bij het tot stand komen van de adviezen aan de Europese Commissie. Veel meer publieke middelen moeten gaan naar onderzoek naar agro-ecologische landbouwmodellen en naar de sociaal-economische, ecologische en andere gevolgen van de technologische vooruitgang (8).

43. Groen vraagt verder etiketteringsplicht niet alleen voor GGO-voedsel maar ook voor producten die bereid zijn op basis van dieren die gevoed zijn met GGO-veevoeders. De consument moet keuzevrijheid hebben om te bepalen welke voedingsmiddelen hij consumeert, op basis van volledige informatie.

44. Groen blijft ijveren voor een volledig pesticidenvrije land- en tuinbouw. De huidige problemen in de landbouw zijn uiteraard veel omvangrijker dan enkel het probleem van de GGO's. Het ganse huidige industriële landbouwmodel moet herdacht worden.

45. Tot slot blijft Groen oproepen tot een breed maatschappelijk debat met betrekking tot de introductie van nieuwe technologische ontwikkelingen in de voedings- en landbouwindustrie. Dit debat moet gevoerd worden met middenveldorganisaties, de landbouw- en biotechsector, biotechnologen én sociale wetenschappers, politici en beleidsverantwoordelijken en vooral met de consument.


(1) Broken promises of genetically modified crops, New York Times, 29-10-16: https://www.nytimes.com/interactive/2016/10/30/business/gmo-crops-pesticides.html?_r=0
(2) http://www.bioforumvlaanderen.be/sites/default/files/G1701785.pdf
(3) Marker assisted selection werd in Nederland al veelvuldig en met succes gebruikt in biologisch aardappel verdedelingsonderzoek.
(4) Als voorbeeld kunnen we de genetisch gemodificeerde populieren noemen, die moeten dienen voor de productie van bioethanol.
(5) Voor een meer gedetailleerde argumentatie zie http://www.mo.be/opinie/weet-u-straks-nog-wat-u-eet-neen en http://www.theecologist.org/News/news_analysis/2988799/new_breeding_techniques_and_synthetic_biology_genetic_engineering_by_another_name.html
(6) https://www.groen.be/sites/www.groen.be/files/uploads/Bestandsbijlages/programma/2014/klein/ verkiezingsprogramma_hoofdstuk_betere_jobs_betere_economie.pdf
(7) Voor een verdere beschrijving van het landbouwmodel waar Groen in gelooft, verwijzen we graag naar het uitstekende "Agro-ecologische analyse van ggo’s in mondiale landbouw- en voedselsystemen " door Wouter Vanhove in Oikos (2016); http://www.oikos.be/tijdschrift/archief/jaargang-2016/oikos-76-1-2016/1024-76-06-vanhove-agro-ecologische-analyse-van-ggo-s/file.
(8) In dat verband is het te betreuren dat het in 2000 mede door Dirk Holemans opgerichte "Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek" (het latere "Instituut Samenleving en Technologie") in 2013 opgegaan is in het VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek), waardoor de onafhankelijke "assessment" opdracht enigzins verloren is gegaan.


Figuur 1: gentransfer

Figuur 2: outcrossing

 

GroenDe enige partij die sociaal én milieuvriendelijk is.

www.groen.be

De Groenen/EVAGroenen en Europese Vrije Alliantie in het Europees Parlement.

www.greens-efa.eu

Samen ijveren voor een beter Europa en klimaat?