In haar gewaardeerd antwoord
op vraag P-480/03 geeft de Commissie aan dat nog géén van de uitbreidingslanden heeft gereageerd op een
schrijven van 28 EP-leden inzake het verkrijgen van financiële steun bij het inventariseren en opruimen van
verouderde pesticiden. Anderzijds heeft de Commissie reeds meerdere malen het probleem van deze verouderde
pesticiden onderkend.
Tegelijk laat zij in het midden of de uitbreidingslidstaten
inmiddels beschikken over voldoende daartoe aangewezen én efficiënte verbrandingsovens om de voorraden
verouderde pesticiden (en eventueel andere in de huidige EU verboden gevaarlijke afvalstoffen) te
vernietigen.
Kan de Commissie meedelen of de verbrandingsovens in de
uitbreidingslanden inmiddels voldoen aan de vereisten om verouderde pesticiden te verbranden op een manier
conform de veiligste maatstaven die de Commissie terzake hanteert en welke stappen zal zij ondernemen indien dit
niet het geval is?
Kan de Commissie meedelen welk aandeel de verouderde pesticiden
bij benadering hebben in de aanvragen voor financiële steun door zeven lidstaten voor de inventarisatie van de
vervuiling die samenhangt met pop's en hoeveel dit aandeel bedraagt op het (geschatte) totaal van de verouderde
pesticiden in het algemeen?
Blijft de Commissie bij haar standpunt dat de
uitbreidingslidstaten op eigen initiatief contact met haar moeten opnemen inzake de fincanciële steun voor de
vernietiging van verouderde pesticiden in de vaststelling dat de kandidaat-lidstaten blijkbaar na herhaaldelijk
aandringen van onder meer het Europees Parlement niet tot het inzicht zijn gekomen dat dit probleem ernstig moet
worden genomen met het oog op de Europese gezondheid en zo ja met welke argumenten volhardt de Commissie in deze
stellingname?