klik hier voor oudere bijdrages:
----------
Zo, we zijn acht dagen ver in de Dagen zonder Vlees. Zonder enige moeite heb ik de voorbije week vlees noch vis gegeten. Met heel veel plezier zag ik dat de start van de campagne op radio en tv, in de kranten en tijdschriften bijzonder goed aan bod kwam. De boerenorganisaties reageerden in eerste instantie nogal negatief. Blijkbaar hadden ze de basisidee van de hele campagne niet goed begrepen. Maar er kwam een erg goede reactie op hun eerste schrijfsels en het debat werd daardoor erg rijk. Het Vlaams Infocentrum Land- en Tuinbouw vatte het debat erg mooi samen.
Maar "Dagen zonder vlees" gaat over zoveel meer dan matigen in de vleesconsumptie. Dit jaar kaarten de initiatiefnemers terecht ook de problematiek van voedselverspilling aan. Jaarlijks verspillen we wereldwijd 1,3 miljard ton aan perfect eetbaar voedsel. Dit is goed voor 1/3 van de wereldproductie. De verspilling doet zich voor doorheen de volledige bevoorradingsketen. Dit wil zeggen van bij de boer tot bij de consument. De geïndustrialiseerde landen zijn goed voor 55% van de globale voedselverspilling, voornamelijk bij de kleinhandel en consumptie. De overige 45% vindt plaats in de ontwikkelingslanden maar dan voornamelijk tijdens de opslag, productie en transport.
Deze massale voedselverspilling moet ophouden! Om economische, ecologische en sociale redenen. Voedselverspilling en chronische hongersnood zijn twee onverzoenbare maar prominent aanwezige feiten. Het FAO stelt dat we op dit moment in staat zijn om zeven miljard mensen te voeden. Toch heeft één miljard mensen nog steeds te kampen met chronische honger.
Voedselverspilling is meer dan verspilling van voedsel. Voedselproductie behoort tot de top vijf van de meest hulpbron-intensieve en vervuilende producten. De productie van 1,3 miljard ton voedsel staat gelijk aan:
Tot slot is er nog de economische impact van voedselverspilling. De kost van de verspilling loopt jaarlijks op tot 750 miljard dollar. In Vlaanderen gooien we jaarlijks gemiddeld 450 miljoen euro in de vorm van voedsel in de vuilbak. De landbouwers in het Globale Zuiden en de consument dragen hiervan de gevolgen. Het levensonderhoud van de kleine landbouwer komt extra onder druk te staan en de consument wordt de toegang tot veilig, voedzaam en betaalbaar voedsel ontzegd. Voedselverspilling betekent dus een extra maar ook te voorkomen druk op mens en milieu. De voorspelde bevolkingsgroei en de impact van klimaatverandering op de landbouw maken het probleem des te urgenter.
Voedselverspilling is een complex probleem en vereist een aanpak die alle actoren in de bevoorradingsketen betrekt. Bewustwording dus bij de distributeur, de producent en de consument is cruciaal.
De consument moet doordachter omgaan met zijn voedsel en de waarde ervan herontdekken. Het aandeel van de Europese consument in de totale voedselverspilling bedraagt jaarlijks 39%. Bottom-up initiatieven zoals Dagen Zonder Vlees dragen bij aan deze bewustwording.
Veranderingen op het distributieniveau zijn ook noodzakelijk. In vele gevallen ontstaat voedselverspilling door een te grote voorraad of markstrategieën zoals "twee kopen, één betalen". Druk vanuit de consumenten kan bijdragen tot gedragsverandering bij de distributeur doordat deze inspeelt op de veranderende vraag. Toch moet ook het beleidsniveau de nodige maatregelen nemen. Hierbij denk ik aan recente wetgeving in Frankrijk. De Franse overheid verplicht de supermarktketens om veilig voedsel dat ze niet verkopen een tweede bestemming te geven door deze te doneren aan voedselbanken. Ook het gebruik van 'slimme' verpakkingen, die bijvoorbeeld de houdbaarheid verbeteren, worden vaak gezien als een oplossing. Dergelijke argumenten vergeten echter de impact van verpakkingsafval (hierover meer in een volgende blog).
Tot slot is er nog de verspilling tijdens de primaire productie. De verspilling in de landbouw en visserijsector is goed voor 34% van de Europese voedselverspilling. Vaak zijn de oorzaken echter 'structureel'. Doordat groothandelaars bijvoorbeeld hoge eisen stellen aan de kwaliteit van de producten, dringt een strenge selectie zich al op bij de producent die alleen het beste levert. De rest is... mindere kwaliteit. Andere mogelijke oorzaken zijn overproductie om verlies te compenseren en te lage marktprijzen om de oogstkosten te dekken. Die lage voedselprijs zorgt er meteen ook voor dat eten weggooien zich niet meteen laat voelen in de portemonnee. Veranderingen in het consumptiepatroon vormen dus onderdeel van de oplossing: genoegen nemen met een gedeukte appel, of kromme wortel bijvoorbeeld. Of kiezen voor producten recht van bij de boer. De overstap naar kleinschalige, gespecialiseerde en gediversifieerde landbouwvormen is een andere piste die we moeten bewandelen. Al is het maar omdat dergelijke landbouwvormen in vele gevallen een beperktere impact hebben op het milieu.
In het Europees Parlement ben ik fel met deze zaken bezig. Tijdens de verkiezingscampagne organiseerde ik eind maart 2014 'Groenten uit Gent', een hele dag op de Korenmarkt om voorbijwandelende burgers bewust te maken van de problematiek. Ik kreeg daarvoor de medewerking van onze 3 Flemish Foodies: Kobe Desramaults, Olly Ceulenaere en Jason Blanckaert. Er bestaat ook een videoverslag over.
Ik voerde ook erg veel actie om het Duurzaam Voedselplan van de Commissie Barroso boven water te halen.
Uiteindelijk dwongen we de Europese Commissie normen te stellen in het wetgevend pakket voor een echte kringloopeconomie, de zogenaamde Circulaire economie. In het Europees Parlement kwamen al mijn amendementen over voedselverspilling ongewijzigd in de eindtekst van de Parlementsresolutie over de circulaire economie.
In september 2015 organiseerde ik samen met mijn EVP-collega Sirpa Pietikainen The Free Lunch, waar we met voedsel dat we ophaalden in de supermarkten en dat anders weggegooid zou worden, een warme maatijd bereidden voor meer dan 1000 mensen.
Ondertussen diende de Europese Commissie een nieuw wetgevend pakket over de circulaire economie in. De voorstellen inzake voedselverspilling zijn bedroevend. In het Europees Parlement zal ik er dan ook alles aan doen om de doelstellingen aan te scherpen en concreter te maken. De bewustmakingsactie van Dagen zonder Vlees is daarbij een flinke duw in de rug.
Bart Staes
Je bent wat je eet, wordt wel eens gezegd. Wel, dan geldt evenzeer 'Je suis Climate Change'. Onze voedingsgewoontes, rijk aan dierlijke eiwitten en gestuurd vanuit een intensieve vlees- en visindustrie, zijn namelijk een van de belangrijkste oorzaken van klimaatverandering.
En toch kwamen veehouderij en vleesconsumptie amper aan bod op de onderhandelingen in Parijs eind 2015. Als het gaat om duurzame voedselproductie, blijven acties op de officiële internationale fora, zoals onze eigen Europese Commissie, uit.
Laat ons even de huidige situatie kritisch doorlichten en van daaruit een strategie en actieplannen ontwikkelen.
Volgens de FAO (Wereldvoedsel- en landbouworganisatie) is veehouderij de sector met de grootste uitstoot aan broeikasgassen - ongeveer 18%, gevolgd door de transportsector met 22%. Dit is 9% van de totale CO2-uitstoot, 37% van de methaan (dat cijfer ligt hoger dan in de mijnbouw, olie- of gasproductie) en 65% aan NO2, waarbij methaan en NO2 een hogere impact hebben op de toename van de broeikasgassen dan CO2.
Deze cijfers zijn vooral te verklaren door de ontbossing, als gevolg van een veranderd landgebruik door toenemende begrazing en veevoederproductie, door het verteringsproces van herkauwers (methaan), de mestproductie en -opslag (NO2) en, tot slot, de productie en het transport van vee(producten). Meer in detail: op aarde is ongeveer 10% van het land in gebruik voor beweiding en nog eens 10% voor de productie van veevoeders. En dat blijkt dan nog een optimistische schatting. Volgens de Wereldbank - als we alle indirecte uitstoot meerekenen - is de veehouderij koploper inzake uitstoot en verantwoordelijk voor meer dan de helft van de broeikasgassen wereldwijd.
Vleesproductie, en dus de hoeveelheid uitstoot, is tevens afhankelijk van waar we wonen. Bijvoorbeeld, een Amerikaan consumeert 120 kg vlees per jaar en stoot 17,6 ton CO2 uit; voor een Spanjaard is dat resp. 97 kg en 8,6 ton, voor een Rwandees 6,5 kg en 0,08 ton. Het gemiddelde ligt wereldwijd op 40 kg vlees en 4 ton CO2-uitstoot. Terwijl de planeet beter gebaat is bij maximaal 20kg vlees en 2 ton CO2.
Vleesconsumptie en klimaatverandering zijn dus ook een kwestie van milieu en sociale rechtvaardigheid.
Met deze scherpe cijfers voor ogen, zou men denken dat veehouderij (en viskwekerij) prioriteit nummer 1 zou zijn op de klimaatonderhandelingen in Parijs afgelopen december. Niets is minder waar! Het uiteindelijke klimaatakkoord, dat op zich meer focust op voedselproductie en voedselzekerheid, bevat zelfs geen enkele verwijzing naar de veehouderij, of naar de vlees- en visconsumptie, die voortvloeien uit deze intensieve productie. Dus op internationaal niveau is hierover met geen woord gerept. Uitstootgegevens van de sector komen enkel voor in de nationale plannen. Nog even opmerken dat die COP21 overigens niet bijzonder vegetarisch gericht was, laat staan bekommerd om dierenwelzijn of dierenrechten.
Het debat over de vlees- en visindustrie wordt op een ander forum gevoerd: de 'Global agenda for Sustainable Livestock' (GASL). Hier hebben de agrobusiness multinationals, regeringen en sommige ngo's op vrijwillige basis (de gesprekken behoorden immers niet tot de officiële onderhandelingen van de VN) een veehouderijsysteem uitgedokterd dat 'voedselveiligheid, rechtvaardigheid, groei en klimaatbescherming' combineert.
Behalve het feit dat dieren jammer genoeg behandeld worden als goederen ten dienste van de mens, spreekt de GASL-agenda zichzelf tegen. De vleesconsumptie opdrijven en tegelijk de broeikasgassen, samen met het lijden en het tot koopwaar reduceren van dieren, terugdringen, is contradictorisch. Groei ontkoppelen van CO2-uitstoot of van het 'gebruik van dieren' is je reinste bullshit - jawel - en onzinnig utopisch. Het zal kiezen worden tussen klimaat en groei!
De klimaatveranderingen tegengaan en tegelijk dierenrechten versterken betekent dat de vlees- en visconsumptie dermate moet slinken dat het past in wat de planeet aankan, en daar waar vlees af en toe genuttigd wordt, zal het moeten komen van een ecologisch verantwoorde veehouder die de dieren extensief laat begrazen en zijn producten vooral lokaal afzet.
De urgentie is zodanig groot, dat dit thema de grenzen van de partijpolitiek ruim overschrijdt. Als je weet wat de impact is van de vleesproductie en -consumptie op het klimaat, op dieren, op onze gezondheid, op de natuur, het land, de zee en de rivieren, moeten we in staat zijn een coalitie te sluiten tussen ecologisten, dierenrechtenactivisten, extensieve en biologische boeren, telers van streekrassen, gezonde voedingsactivisten en bewuste consumenten. Zelfs als we het niet 100% eens zijn over de aanpak of doelstellingen, kan een dergelijk verbond een substantiële bijdrage leveren aan de strijd tegen klimaatverandering en het verdedigen van de volksgezondheid en dierenwelzijn.