In antwoord op vraag H-0060/02 gaf de Raad te kennen dat hij op 28 mei a.s. met de Russische overheden de kwestie Tsjetsjenië zal behandelen.Op 16 april jl. stelde Europees Commissaris voor Ontwikkelingssamenwerking Poul Nielson het ECHO-jaarverslag voor. De Commissaris maakte van deze gelegenheid gebruik om te wijzen op 'de toenemende trend om de internationale humanitaire wetten te negeren'. De Commissaris was van oordeel dat er geen omstandigheden bestaan die deze negatie rechtvaardigen. Naast Israël verwees de Commissarris naar het dossier Rusland (Tsjetsjenië), waar hulpverleners niet ongestoord hun werk kunnen doen en geen gebruik kunnen maken van de VHF-radiocommunicatie.Zal de Raad deze informatie van Commissaris Nielson aanwenden om de Russische overheden ervan te overtuigen een politieke oplossing te zoeken voor het conflict in Tsjetsjenië in de geest van de resolutie van het Europees Parlement van 10 april 2002? Zo neen: waarom niet? Kan de Raad tevens meedelen hoe en in welke mate hij de kwestie Tsjetsjenië ter sprake bracht en brengt in de voorbereidende en voorafgaandelijke vergaderingen van de EU-Rusland-top van 29 mei 2002 a.s.?