Notulen van 10/04/2002 - Voorlopige uitgave
Situatie in Tsjetsjenië
P5_TA(2002)0174
Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Tsjetsjenië
Het Europees Parlement,
- gezien zijn eerdere resoluties over Tsjetsjenië,
- gezien de recente rapporten en verklaringen met betrekking tot Tsjetsjenië van verschillende NGO's, de
VN-Commissie voor de rechten van de mens, de Raad van Europa, het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de USA
en het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Russische Federatie,
A. overwegende dat in recente
rapporten en verklaringen inzake Tsjetsjenië een niet-eensluidend beeld wordt geschetst van de
mensenrechtensituatie in de republiek,
B. overwegende dat de Parlementaire Vergadering van de Raad
van Europa tijdens haar wintervergadering op 23 januari 2002 geen sancties tegen Rusland in overweging heeft
genomen wegens schendingen van de mensenrechten in Tsjetsjenië en dat de rapporteur van haar speciale commissie,
Lord Judd, heeft gemeld dat, hoewel de situatie nog altijd problematisch is, hij tijdens zijn recente 'fact
finding'-bezoek aan Tsjetsjenië 'tastbare verbeteringen' heeft geconstateerd,
C. overwegende
dat in het jaarverslag over de mensenrechten van het ministerie van Buitenlandse Zaken van de USA, dat op 4
maart 2002 werd gepubliceerd, het verleden van de Russische regering op het vlak van de mensenrechten als pover
wordt gekwalificeerd; verder overwegende dat volgens het verslag de federale veiligheidsdiensten weinig respect
voor fundamentele mensenrechten aan de dag leggen en er betrouwbare meldingen zijn van ernstige schendingen,
inclusief een groot aantal meldingen van standrechtelijke executies door zowel regeringstroepen als Tsjetsjeense
strijders,
D. overwegende dat in het verslag van 'Artsen zonder grenzen' van 4 maart 2002 de
internationale gemeenschap wordt beschuldigd dat in de strijd tegen terrorisme na de gebeurtenissen van 11
september 2001 geen enkele internationale mogendheid bereid is het Kremlin te stoppen en het leven van
Tsjetsjenen of zelfs hun meest fundamentele mensenrechten te beschermen; beklemtonend dat bijna 20.000
Tsjetsjenen in steeds onzekerder en gevaarlijker omstandigheden leven en de VN-organisaties en donoren
verzoekend hun uiterste best te doen voor het bewerkstelligen van concrete verbeteringen op het vlak van
bijstand, in het bijzonder door het hernieuwd registreren van nieuwe vluchtelingen zodat de hoeveelheden
hulpgoederen op het aantal ontvangers kunnen worden afgestemd, en door onverwijld iets te doen aan de meest
urgente behoeften, te weten huisvesting en verwarming,
E. overwegende dat in een verklaring van 28
februari 2002 van de Human Rights Watch in New York wordt gezegd dat het Russische militaire geweld in
Tsjetsjenië na 11 september 2001 alle proporties te buiten gaat en dat de onbeperkte volmacht voor geweld tegen
burgers die aan Rusland is gegeven als een van de belangrijkste partners in de door de VS geleide campagne tegen
terrorisme elk nog overgebleven vertrouwen van de Tsjetsjenen in Moskou vernietigt, de vredesinspanningen
torpedeert en uiteindelijk de positie van Rusland als een geloofwaardige partner in de internationale strijd
tegen het terrorisme ondermijnt,
F. overwegende dat Aslambek Aslakhanov, de afgevaardigde van
Tsjetsjenië in de Doema, heeft verklaard dat hij niet gelooft dat de Russische autoriteiten iets hebben
ondernomen voor het herstel van levenskwaliteit in Tsjetsjenië, en dat hij verder stelt dat bijna 80% van de
middelen van de begroting voor 2001 die aan Tsjetsjenië waren toegewezen, zijn verdwenen, daarbij beklemtonend
dat de mensenrechten helemaal niet worden gerespecteerd,
G. overwegende dat Mary Robertson, de
Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten, in haar verslag over Tsjetsjenië, dat tijdens de lopende
jaarlijkse bijeenkomst van de VN-Commissie voor de rechten van de mens werd gepresenteerd, benadrukt dat hoewel
er in Tsjetsjenië een aantal positieve veranderingen plaatsvindt de situatie op het terrein van de economische,
sociale en culturele rechten van het Tsjetsjeense volk een bron van grote zorg blijft en dat er meldingen
blijven binnenkomen van ontvoeringen door de rebellen, alsook van schendingen van de mensenrechten door troepen
van de Russische regering, en dat zij eraan toevoegt dat Rusland het afgelopen jaar deze schendingen niet op
geloofwaardige wijze heeft onderzocht en de Russische autoriteiten oproept hun inspanningen op dit vlak te
vergroten,
H. overwegende dat de woordvoerder voor Tsjetsjenië van de Parlementaire Vergadering
van de Raad van Europa, Lord Judd, tijdens zijn recente bezoek aan Moskou op 21 maart 2002 zijn voornemen
bekendmaakte tijdens de volgens sessie van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa het onderwerp van
de oprichting van een speciale consultatiegroep voor Tsjetsjenië ter sprake te brengen, voor de belangrijkste
onderwerpen die in verband met Tsjetsjenië aandacht vereisen, te weten de mensenrechtensituatie en de vervolging
van personen die schuldig zijn bevonden aan schendingen van mensenrechten op het grondgebied van
Tsjetsjenië,
1. herhaalt zijn standpunt dat de problemen in Tsjetsjenië niet met
militaire middelen kunnen worden opgelost en roept alle betrokken partijen op tot een onmiddellijk
staakt-het-vuren om tot een politieke oplossing van het conflict te komen;
2. spoort de speciale
Russische afgezant voor Tsjetsjenië aan meer te doen op het vlak van de vervolging van personen die de
mensenrechten schenden, zowel leden van de Russische Federale troepen als Tsjetsjeense terroristen, en hen te
laten berechten;
3. erkent dat Rusland een aantal constructieve maatregelen in Tsjetsjenië heeft
genomen om schendingen van mensenrechten te onderzoeken, maar betreurt dat er een enorme kloof blijft bestaan
tussen het aantal gemelde gevallen van mensenrechtenschendingen en het aantal rechtszaken hierover en tegen
personen die schuldig zijn bevonden aan misdrijven; dat er eenzelfde onaanvaardbare kloof bestaat er tussen het
aantal zaken dat wordt begonnen en het aantal zaken dat werkelijk de rechtszaal bereikt;
4.
verzoekt Rusland adequate bijstand te verlenen aan slachtoffers van het conflict, zowel in Tsjetsjenië als in de
aangrenzende Russische republieken;
5. verzoekt Rusland geëigende omstandigheden te creëren voor
de terugkeer van ontheemden, met inbegrip van veiligheidsgaranties en passende sociaal-economische
omstandigheden;
6. spoort Rusland met klem aan volledig samen te werken met door de EG
gefinancierde humanitaire hulporganisaties en hun werk te vergemakkelijken, inclusief een transparant systeem
van vergunningen voor de toegang tot Tsjetsjenië en de toegang voor hulporganisaties tot
VHF-radiocommunicatie;
7. doet een beroep op zijn Delegatie voor de betrekkingen met Rusland om
samen met haar Russische tegenhanger een gezamenlijke werkgroep over Tsjetsjenië op te zetten teneinde toezicht
te houden op de situatie ter plaatse en een onderzoek in te stellen naar de gemelde schendingen van de
mensenrechten en het Europees Parlement hierover verslag uit te brengen;
8. herinnert aan zijn
resolutie van 16 maart 2000 over schendingen van de mensenrechten en het humanitaire recht in Tsjetsjenië(1)
waarin werd bepleit een ad hoc-delegatie van vijf leden in het leven te roepen voor bezoeken aan de noordelijke
Kaukasusregio om met de Russische autoriteiten en vertegenwoordigers van Tsjetsjenië alle onderwerpen te
bespreken die verband houden met het huidige conflict, zoals vervat is in deze en vorige resoluties;
9. vraagt het ECHO-programma zijn werkzaamheden in het gebied voort te zetten en met andere
internationale organisaties samen te werken om specifieke bijstand te geven aan slachtoffers van landmijnen, in
de vorm van fysiotherapie, protheses en psychologische begeleiding;
10. verzoekt de Commissie en
de lidstaten hun inspanningen voort te zetten om de Russische autoriteiten te overreden om de
arbeidsomstandigheden voor internationale hulporganisaties in Tsjetsjenië te verbeteren, met name voor ECHO en
onafhankelijke Russische en internationale media in Tsjetsjenië;
11. is in dit verband verheugd
over het initiatief van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa en de Doema om een forum te
organiseren onder de naam 'Tsjetsjeense Adviesraad', die voor het eerst in maart 2002 in Moskou bijeengekomen
is teneinde een kader te creëren voor de hervatting van directe contacten tussen de Russische regering en de
Tsjetsjeense separatisten;
12. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de
Raad, de Commissie, de parlementen van de lidstaten, de Raad van Europa, de OVSE, de secretaris-generaal van de
Verenigde Naties, de Russische Doema en de Federale Raad, de regering van de Russische Federatie en de
autoriteiten in Tsjetsjenië.
(1) PB C 377 van 29.12.2000, blz. 358.