AA
Belgische ontwikkelingssamenwerking: echte hulp, geen schijnhulp!


Bart Staes, EP-lid

Wouter De Vriendt, Kamerlid

De paarse regering slaagde er de voorbije vier jaar niet in op het departement Ontwikkelingssamenwerking de trend voort te zetten waar Groen! reeds jaar en dag voor ijvert en die Groen! staatssecretaris Eddy Boutmans in 1999 in gang had gezet: de verhoging van de reële hulp aan ontwikkelingslanden.

Het was ook Boutmans die het engagement om tegen 2010 0,7 % van het BNI aan ontwikkelingssamenwerking te besteden wettelijk verankerde in de programmawet van 20 december 2002. Deze wet verplicht de regering tot een jaarlijkse verhoging van het ontwikkelingsgeld, een tijdspad en een jaarlijkse rapportage hierover aan het Parlement.

Boutmans zat op schema. Paars faalde en probeert deze mislukking te verbergen via een aantal begrotingstechnische maatregelen.

Niets nieuws onder de zon dus: het oppoetsen van de begroting is een gekende truc en die werd de voorbije vier jaar dus ook toegepast op de ontwikkelingssamenwerking.

De klassieke wegen om met mooie cijfers de indruk te wekken dat de inspanningen voor ontwikkelingssamenwerking zijn gestegen, zijn het opnemen in de begroting ontwikkelingssamenwerking van de cijfers voor (1) schuldkwijtschelding , (2) de opvang van asielzoekers en (3) de subsidiëring van buitenlandse studenten .

Maar ook (4) de toekenning van emissierechten , (5) het inzetten van vredestroepen en (6) terrorismebestrijding riskeren op de begrotingspost ontwikkelingssamenwerking te komen.

0,37 procent ...

Hoewel de OESO toelaat schuldverlichting en schuldkwijtschelding als ontwikkelingshulp te boeken, zijn er heel wat argumenten en politieke beloften om dat niet te doen.

Laat ons wel wezen: de donorlanden dragen zelf een grote verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van die zware schuldenlast. Zij zorgden vaak voor onrechtvaardige leningsvoorwaarden en internationale handelsverhoudingen. Bovendien brengen deze operaties geen structurele verhoging van de middelen teweeg. Daarenboven wordt schuldkwijtschelding voor de volle 100 % van het bedrag van de schuld ingebracht, terwijl speculanten die schulden op de markt voor een fractie van hun nominale waarde verhandelen. En wat de aard van de schuld betreft: in heel veel gevallen heeft de oorsprong van die schulden niks met ontwikkelingssamenwerking te maken, maar gaat het om kredieten die werden toegekend aan westerse bedrijven om hen te verzekeren tegen mogelijke politieke en economische risico’s in de ontwikkelingslanden waar die bedrijven actief waren.

De cijfers spreken voor zich: na aftrek van de uitgaven voor schuldkwijtschelding en de opvang van vluchtelingen blijkt dat België in 2006 slechts 0,37 % besteedde aan ontwikkelingssamenwerking. In 2005 was dat nog 0,40 % . In 2007 zouden we eigenlijk op 0,55 % moeten zitten. En als we tegen 2010 de 0,7 % willen halen heeft ons land daar 2,5 miljard euro voor nodig.

Het hoeft verder weinig uitleg dat verschillende belangen elkaar doorkruisen. Ontwikkeling heeft raakvlakken met het economische beleid, de handelspolitiek en uiteraard het buitenlands beleid van een land en van de Europese Unie.

Een volwaardige minister van Ontwikkelingsbeleid

Enige tijd geleden pleitte ontslagnemend Minister van Buitenlandse Zaken De Gucht ervoor om tijdens de volgende regeerperiode één minister van Externe Betrekkingen aan te stellen die moet zorgen voor een grotere eenheid van beleid op het gebied van buitenlandse betrekkingen, en dus voor coördinatie tussen het Buitenlands Beleid, het Ontwikkelingsbeleid, Defensie en Buitenlandse Handel. Vreemd is wel dat De Gucht uitdrukkelijk stelt dat deze Minister van Externe Betrekkingen voor de uitvoering van het ontwikkelingsbeleid wordt bijgestaan door een Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, maar dat hij niet pleit voor staatssecretarissen voor Defensie en Buitenlandse Handel.

Groen! blijft gaan voor een volwaardige Minister van Ontwikkelingsbeleid mét een eigen begroting. Die minister moet niet de Belgisiche belangen in het buitenland verdedigen (daarvoor zijn de ministers van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Defensie), maar moet hier in België de belangen en de noden van de miljarden mensen in het Zuiden verdedigen (hij moet de 'ambassadeur van de mensen zonder stem' in de regering en op de grote internationale topconferenties zijn, zoals Eddy Boutmans zijn taak placht te omschrijven).

Momenteel wordt veel energie gestopt in het controleren en evalueren van de besteding van de middelen. Dat is uiteraard nodig en nuttig. Maar wat is de zin van die talrijke evaluaties als de politieke wereld ontwikkelingssamenwerking niet serieus neemt? Meer aandacht moet gaan naar de ondersteuning van het beheer van de middelen. Maar dat vraagt om duidelijke en soms gedurfde, radicale politieke keuzes. Vandaag nemen donoren nog teveel hun eigen referentiekader als uitgangspunt, en dat blijkt - nog maar eens - niet te werken.

Klimaatverandering: een adaptatie- en preventiebeleid voor het Zuiden

De desastreuze gevolgen van de opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat treffen het hardst de ontwikkelingslanden. Die hebben ook de minste middelen om zich daartegen te verdedigen of om zich aan die gevolgen aan te passen. Ecologie is dan ook in de eerste plaats een zaak van rechtvaardige herverdeling. Het is onze morele plicht t.a.v. Zuiden om nu drastische maatregelen te nemen. Daarbij zullen we moeten investeren in het herstellen van de schade en het opvangen van de gevolgen van de klimaatverandering.

Nu reeds zijn de gevolgen van de klimaatverandering op de Derde Wereld enorm:
een bijkomende 250 miljoen mensen lopen risico op malaria. 25 miljoen mensen extra risico op overstromingen. 3 miljard mensen kampen met een potentieel watertekort voedseltekort = toenemende honger stijging van de zeespiegel, meer natuurrampen, klimaatvluchtelingen…

Alle geïndustrialiseerde landen moeten dan ook een bijdrage leveren aan klimaatgerelateerde hulp aan de Derde Wereld. België heeft in 2001 trouwens de Bonn-Verklaring mee onderschreven waarin een aantal westerse landen vanaf 2005 jaarlijks 410 miljoen dollar aan de ontwikkelingslanden toezeggen in verband met klimaatverandering. Voor België betekent dit 12 miljoen euro/jaar.

Groen! wil die belofte nakomen maar dat geld moet dan wel BOVENOP de huidige kredieten voor ontwikkelingssamenwerking komen. Het mag NIET leiden tot een simpele verschuiving van kredieten.

Naast een aanpassingsbeleid is er ook nood aan een preventiebeleid. Daarom steunt Groen! alle projecten voor het tegenhouden van ontbossingen in Derde Wereld Dit is essentieel: wereldwijd wordt 18% van de klimaatopwarming veroorzaakt door grootschalige ontbossingen. Uiteindelijk is het tegengaan van de ontbossing de goedkoopste vorm van structureel klimaatbeleid.

SAMENGEVAT VINDT GROEN!

dat België een slechte leerling is in de ontwikkelingsklas. Het voortgangsrapport over de millenniumdoelstellingen van 2006 verscheen pas in oktober (en niet in juni, zoals wettelijk is vastgelegd). Aan het prioriteitenplan - dat klaar moet zijn in september 2007 - moet nog begonnen worden.
dat de vooropgestelde 0,7% van het BNI voor ontwikkelingssamenwerking tegen 2010 de norm moet blijven, maar die 0,7% moet uiteraard bestaan uit échte hulp, ondersteund door ontwikkelingsplannen die de juiste keuzes maken.
dat hulp ongebonden moet zijn en dat de besteding ervan in dialoog met alle sociale krachten, zowel hier als in het ontvangende land, tot stand moet komen. Het is de taak van Ontwikkelingsbeleid om de instrumenten die ingezet worden in te passen in de plaatselijke realiteit en omstandigheden. Zo zal de toekenning van begrotingssteun steeds gepaard moeten gaan met de versterking van democratische controle en de oprichting en ondersteuning van degelijke, onafhankelijke en krachtige auditinstellingen.
dat het meest fundamentele criterium voor de toekenning van ontwikkelingshulp moet zijn de mate waarin een geplande actie direct bijdraagt tot armoedeverlichting en duurzame ontwikkeling in het partnerland. Als een actie niet armoedebestrijding als HOOFDDOEL heeft, dan moeten de kosten voor die actie ingeschreven worden op een andere begrotingspost dan ontwikkelingssamenwerking.
dat er meer steun voor een aanpassings- en preventiebeleid m.b.t. de klimaatverandering in de ontwikkelingslanden als een aparte post (dus niet IN huidige begroting ontwikkelingssamenwerking) moet ingeschreven worden. België verbond zich er in de Bonn Verklaringtoe om dit te doen, maar de Paarse regering liet ook hier steken vallen. De volgende regering moet hierineen voortrekkersrol spelen, met de oprichting van een volwaardige eenheid voor klimaatbeleid in de administratie Ontwikkelingssamenwerking en een volwaardige kredietlijn voor het aanpassingsbeleid.

I. HET GROEIPAD KRIMPT

Als België tegen 2010 0,7 % van het BNI wil besteden aan ontwikkelingssamenwerking, dan is er nog een lange weg te gaan. Sinds het aantreden van Paars in 2004 krimpt het groeipad of blijft het in de meest gunstige lezing gelijk. Maar… wie stilstaat, gaat achteruit, toch?

Toen Eddy Boutmans in 2002 het laatste volledige jaar staatssecretaris was voor Ontwikkelingssamenwerking, ging 0,43 procent van het BNI naar ontwikkelingshulp. Dat was een duidelijke stijging tegenover de jaren voordien. In de programmawet van 20 december 2002 legde Boutmans, hierin gesteund door het Parlement, vast wat wereldwijd was afgesproken: tegen 2010 komen tot een budget voor ontwikkelingssamenwerking van 0,7 % van het BNI. Naast een jaarlijkse verhoging, dient de regering hierover ook jaarlijks te rapporteren. Boutmans zat op schema.

In 2003 probeerde Paars de schijn nog hoog te houden. Toen schold België 600 miljoen euro schulden van Congo bij de Delcrederedienst kwijt. Formeel gezien kon dat volgens de regels van de OESO Het ging echter om schulden die Congo al jaren niet meer afbetaalde. België betaalt intussen wel in jaarlijkse schijven een vergoeding van 13,5 miljoen euro aan exportverzekeraar Delcredere… Op het budget prijkte dus een knappe 600 miljoen euro ontwikkelingshulp, maar jammer genoeg kwam geen cent daarvan rechtstreeks het Zuiden ten goede.

2003 is ook het eerste jaar waarin hulp voor opvang aan asielzoekers werd ingeschreven op de post van ontwikkelingssamenwerking. Iets waartegen Boutmans zich principieel verzette.

In 2004 had Paars het moeilijker om via een serieuze schuldkwijtschelding de ontwikkelingsbegroting op te blazen. Om het beloofde groeipad te behouden, moest er écht geld op tafel gelegd worden. Volgens de statistieken ging toen 0,41 % van het BNI naar ontwikkelingssamenwerking. Maar als we daarvan de 33 miljoen euro aftrekken die op de ontwikkelingsbegroting werden ingeschreven voor de opvang van vluchtelingen in ons land, halen we voor 2004 zelfs geen 0,40 % meer.

In 2005 klokte België officieel af op 0,53 %. Dat lijkt een grote sprong voorwaarts. Er werd echter wel voor 359 miljoen euro aan schuldkwijtschelding in de begroting ingeschreven. Dat is 23 procent van het totale budget ontwikkelingssamenwerking. Als we van dat budget dan ook nog de hulp voor de opvang van asielzoekers aftrekken, blijven we steken op een magere 0,40 %. Een status quo dus.

Zelfs met de geplande reële jaarlijkse stijging van 0,05% van het budget, is het streefdoel van de 0,7% in 2010 nu onhaalbaar geworden.

Op basis van de eerste berekeningen en na aftrek van de uitgaven voor schuldkwijtschelding (326 miljoen €) en opvang van vluchtelingen (71 miljoen €), komt de OESO voor België voor 2006 tot een beschamende 0,37 % voor ontwikkelingssamenwerking (waarmee het teruggezakt is tot het niveau van voor het aantreden van de Paars-groene regering). Deze keer worden niet de schulden van Congo, maar die van Nigeria en Irak kwijtgescholden. Of de bevolking van Nigeria en Irak daar beter van worden? Waarschijnlijk niet: zoals EURODAD, een toonaangevende NGO op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking, stelt: “Dit geld komt vooral de Europese openbare verzekeraars en exporteurs ten goede, niet de ontwikkeling”.

In de begroting van 2007 gaat 954 miljoen euro naar de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS). Als we dit jaar het beoogde doel van 0,55% willen halen, zou in het totaal 1,789 miljard euro moeten worden uitgegeven aan ontwikkelingssamenwerking. De nieuwe regering zal dus een behoorlijke begrotingsaanpassing moeten doorvoeren.

Ondertussen bij het Rekenhof

Met onze kritiek staan we niet alleen. In het wetsontwerp van 25 april 2007 (houdende tweede aanpassing van de Algemene begroting van het begrotingsjaar 2007) lezen we dat “het Rekenhof vaststelt dat de “initieel toegekende enveloppe voor Ontwikkelingssamenwerking niet wordt verhoogd teneinde het in het groeipad voorziene percentage van 0,55 % van het BNI voor het begrotingsjaar 2007 te realiseren. Tijdens het begrotingsconclaaf van 18 maart 2007 (…) werd beslist dat in de komende maanden zal worden nagegaan in welke mate bijkomende middelen kunnen worden vrijgemaakt om het bedrag van (…) DGOS te verhogen naar 1 miljard euro. Het Rekenhof wijst er in dit verband nog op dat dit bedrag van 1 miljard euro wellicht niet zal volstaan om de beoogde groeinorm te halen.”

Het Rekenhof merkt ook op dat de verhogingen voor OS van de voorbije jaren niet bestonden uit structurele verhogingen, maar — zoals voor de begroting in het algemeen - uit eenmalige uitgaven zoals de schuldkwijtschelding aan Irak en Nigeria.

Schuldkwijtschelding

Groen! blijft uiteraard pleiten voor schuldkwijtschelding aan ontwikkelingslanden, omdat die maatregel een gunstig effect op de ontwikkelingsmogelijkheden van die landen kan hebben en ze enige financiële ademruimte kan geven. Maar dan moet de federale regering zich houden aan wat in 2002 in Monterrey beloofd werd: schuldkwijtschelding moet additioneel zijn aan de begroting ontwikkelingssamenwerking, en moet op een transparante manier geboekt worden, bijvoorbeeld op de begroting van het Ministerie van Financiën.

II. GEBONDEN HULP (tel uit je winst)

De Belgische Regering werkte ook vaak met de techniek van de ‘gebonden hulp’. Geld voor ontwikkeling werd ter beschikking gesteld op voorwaarde dat de ontwikkelingslanden hun diensten en producten in België zouden aankopen. Dit druist strictu sensu in tegen de principes van de vrije markt.

Met ongebonden hulp zouden ontwikkelingslanden trouwens 25 % tot 40 % meer kunnen kopen voor hetzelfde geld.

In 2001 besliste het ontwikkelingscomité van de OESO dat alle hulp aan de Minst Ontwikkelde Landen 'ontbonden' moest worden.

Dit werd vanaf 2002 door staatssecretaris Boutmans ook consequent toegepast. Voor de ontbinding van de hulp bekleedt België tussen de donorlanden van de OESO een mooie derde plaats: 99,1% van de Belgische hulp is ongebonden. Dat geldt zelfs voor de voedselhulp.

Wat echter niet vermeld wordt, is het systeem van de rentebonificaties. Deze vorm van exportsteun stelt Belgische ondernemingen in staat gunstige handels- en steunkredieten te verlenen aan buitenlandse ondernemingen. Het is een vorm van gebonden hulp. De “begrotingslijn rentebonificaties” werd in 2004 overgeheveld van het budget Buitenlandse Zaken naar Ontwikkelingssamenwerking. In 2005 gaf België 8,1 miljoen euro uit aan deze rentebonificaties, in 2006 reeds 13 miljoen.

III. VERVUILING VAN HET BUDGET

In 2005 bedroeg het officiële budget voor ontwikkelingssamenwerking 0,53% van het BNI. Een kwart daarvan bestaat volgens de OESO echter uit ‘ schijnhulp ’: schuldkwijtschelding, opvang van vluchtelingen, kosten voor opleiding van studenten in het donorland, en de hierboven vernoemde rentebonificaties.

Heel wat ontwikkelingslanden bouwden de voorbije jaren commerciële schulden op. Ze betaalden de levering van Belgische producten of diensten niet. De Belgische exporteurs verzekerden zich tegen deze wanbetaling bij de openbare verzekeraar Delcredere. Zij werden wel betaald en de Delcrederedienst nam die schulden over.

Het overgrote deel van deze schulden worden al jaren niet meer afbetaald. Een schuldkwijtschelding brengt bij het betrokken land dus niet méér geld in het laatje. Het kost de Belgische regering ook niets, want Delcredere heeft die dubieuze schulden doorgaans allang boekhoudkundig afgeschreven.

Niet de nominale, maar de reële waarde van de schulden zou in de begroting moeten ingeschreven worden. En aangezien het om financiële zaken gaat zou deze begrotingslijn bovendien op de begroting van Financiën moeten staan, niet op die van ontwikkelingssamenwerking

De begrotingspost opvang van vluchtelingen was in 2003 goed voor 70 miljoen euro. Dat is 10% van de totale DGOS-begroting en 5% van de totale uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking.

In 2004 ging het om een kleine 3% van de uitgaven ontwikkelingssamenwerking. In 2005 daalde dat tot een goede 2% van de begroting ontwikkelingssamenwerking. Hoewel de OESO dit soort boekingen gedurende het eerste jaar van de vluchtelingenopvang in ons land toelaat, is het veel logischer dat de uitgaven voor de opvang van vluchtelingen geboekt wordt op de begroting van bijvoorbeeld de ocmw’s. Het geld dat besteed wordt aan de opvang van vluchtelingen komt immers niet rechtstreeks de armoedebestrijding in de ontwikkelingslanden ten goede.

Ook kosten voor de opleiding van studenten in het donorland (in België dus) mogen als ontwikkelingssamenwerking doorgerekend worden. De som die hiervoor ingeschreven wordt op het budget is onzuiver. De gemiddelde jaarlijkse kost voor een student wordt vermenigvuldigd met het aantal studenten uit ontwikkelingslanden aan onze universiteiten. Er wordt ook geen rekening gehouden met de studenten die na hun studies niet terugkeren naar hun thuisland, waardoor de ‘brain drain’ niet verrekend is. Ook hier geldt strikt genomen dat dit budget eerder thuis hoort op de begroting Onderwijs dan in ontwikkelingssamenwerking.

Paars vervuilde ook op andere manieren de begroting ontwikkelingsamenwerking: humanitaire hulpacties van het leger of het zenden van een militaire vredesmacht, het weghalen van militaire uitgaven van het defensiebudget, het financieren van emissierechten , het bestrijden van terrorisme : het zijn stuk voor stuk uitgaven die men probeert te boeken op de begroting ontwikkelingssamenwerking.

Ontwikkelingssamenwerking als instrument voor het buitenlands beleid

Dit plaatje past volledig in het betoog van ontslagnemend Minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht om voor de volgende regeerperiode één minister van Externe Betrekkingen aan te stellen. Die zou dan moeten zorgen voor meer eenheid van beleid op het gebied van buitenlandse zaken en voor een betere coördinatie tussen het Buitenlandse Beleid, het Ontwikkelingsbeleid, het Defensiebeleid en de Buitenlandse Handel. Vreemd dat De Gucht uitdrukkelijk stelt dat deze Minister van Externe Betrekkingen voor de uitvoering van het ontwikkelingsbeleid moet worden bijgestaan door een Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, maar dat hij niet terzelfder tijd pleit voor staatssecretarissen voor defensie en buitenlandse handel. Wat De Gucht echter niet luidop zegt is dat een Minister van Externe Betrekkingen, die geassisteerd wordt door een staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, dan wel greep krijgt op de middelen voor ontwikkelingssamenwerking (1 miljard euro, tegen 2010 te verhogen tot 2,5 miljard) terwijl de huidige Minister van Buitenlandse Beleid in wezen bijna niks heeft. Een gevaarlijke poging dus om ontwikkelingssamenwerking te gebruiken als een instrument voor het buitenlands beleid.

Groen! blijft gaan voor een volwaardige Minister van Ontwikkelingsbeleid met een eigen begroting, die als eerste taak heeft niet de belangen van België maar de belangen van de miljarden mensen in het Zuiden te verdedigen.

IV. BESLUIT

Tijdens de conferentie ‘Financing for Development’ in het Mexicaanse Monterrey (2002), engageerden de Westerse landen zich ertoe dat schuldkwijtschelding geen afbreuk zou doen aan de hulpstromen naar ontwikkelingslanden. Schuldkwijtscheldingsoperaties zouden dus als additionele middelen bóvenop de begroting ontwikkelingssamenwerking geboekt worden.

Paars brak deze belofte. Schuldkwijtschelding werd door Paars gebruikt als een handig middeltje om aan “ window dressing ” te doen en de ontwikkelingsbegroting indrukwekkender te laten lijken dan ze in werkelijkheid is.

Op die manier draagt schuldkwijtschelding — op zich een nuttig en noodzakelijk instrument - weinig bij tot ontwikkeling en armoedebestrijding in de ontwikkelingslanden zelf. Bovendien is de Belgische Delcredere-dienst vooral gericht op exportsteun, niet op ontwikkeling.

Ook het inbrengen van andere posten in de begroting ontwikkelingssamenwerking bevordert de transparantie niet. Na uitzuivering blijkt hoe de reële hulp steeds lager uitvalt, terwijl ontwikkelingslanden net meer én betere hulp nodig hebben.

Alle maatregelen waar Groen! samen met de hele ngo-sector voor pleit en die door Boutmans in de praktijk zijn omgezet, werden door deze paarse regering systematisch genegeerd of teruggeschroefd.

En dat enkel en alleen om het budget op te poetsen. Een reële verhoging van echt — zuiver — ontwikkelingsgeld zit er blijkbaar niet in en schijnbaar ligt daar niemand van wakker. Groen! wel!

***

20 Groen!-voorstellen voor ontwikkelingssamenwerking

1. Versterken van het groeipad naar de 0,7% . Er is nood aan een echte inhaaloperatie om de 0,7% te halen in 2010. Met het groeipad dat de huidige regering volgt, komen we niet verder dan 0,5% in 2010. Er moet ook gegarandeerd zijn dat de ruime meerderheid (minstens 60%) van de aangerekende uitgaven wel degelijk binnen het departement ontwikkelingssamenwerking wordt voorzien.

2. De uitgaven moeten echte hulp zijn. Er moet dus een einde komen aan het kunstmatig opkrikken van de uitgaven door het inschuiven van allerlei internationale uitgaven van andere departementen of het aanrekenen van betwistbare uitgaven (zoals opvang van asielzoekers). Er moet gewerkt worden volgens duidelijke prioriteiten die echte hulp garanderen.

3. Schuldkwijtschelding. We vragen dat de schuld van de lage-inkomenslanden volledig wordt kwijtgescholden. De kost moet daarbij berekend zijn op de reële waarde van de uitstaande schuld. Vervolgens is er nood aan een ander voorwaardenbeleid voor schuldkwijtschelding.

Niet langer dus het orthodoxe beleid van IMF en Wereldbank, maar wel een ontwikkelingsstrategie uitgetekend door de betrokken regeringen, hun parlementen en de civiele samenleving. We vragen dat ook de schuld van de middeninkomenslanden wordt aangepakt. Een onafhankelijk panel moet in dat verband garanderen dat schuldaflossing de ontwikkeling niet in gedrang brengt.

4. De Belgische regering moet vastleggen dat voortaan onderscheid zal gemaakt worden tussen uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking en schuldkwijtschelding . Schuldverlichting mag niet langer meegerekend worden in ontwikkelingsuitgaven. Binnen het Ontwikkelingscomité van de OESO moet België bepleiten dat schuldverlichting voortaan wordt gerapporteerd onder de noemer ‘andere middelen voor ontwikkeling’. In die rapportering moet de echte waarde van de schuld in rekening gebracht worden, niet de nominale.

5. Ontwikkelingssamenwerking moet uitdrukkelijk een federale bevoegdheid blijven. Aanvullend op en complementair met wat federaal gebeurt kunnen de gewesten initiatieven nemen. Die mogen in geen enkel geval neerkomen op het uithollen van de federale bevoegdheid.

6. Er wordt opnieuw resoluut gekozen voor een minister van ontwikkelingssamenwerking . In het regeerakkoord moeten garanties voorzien worden voor de autonomie van die minister en van haar of zijn begroting. Zo is er nood aan een sterkere scheidingslijn tussen de begroting van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking. Er moeten voldoende garanties zijn voor het beslissingsrecht van de minister.

7. Parallel hiermee wordt de autonomie van ontwikkelingssamenwerking ook bepleit in de Europese context , en meerbepaald de bepalingen in het nieuwe Verdrag. De autonomie van ontwikkelingssamenwerking moet gegarandeerd zijn binnen een nieuw juridisch kader.

Langetermijnbeleid (zoals handel en ontwikkelingssamenwerking) dient onderscheiden te worden van buitenlands beleid. In het Verdrag moeten de begrippen coherentie, consistentie en complementariteit versterkt worden. De commissaris voor ontwikkelingssamenwerking moet een sterke en onafhankelijke positie in kunnen nemen. De parlementaire controle moet worden verbeterd. Parlementsleden en middenveld dienen ook tijdig te kunnen beschikken over alle relevante informatie.

8. De kwaliteit van het beleid dient verder verbeterd te worden. Zo willen we dat DGOS en BTC opnieuw het zwaartepunt vormen van het beleid. Zij moeten het grootste deel van het budget kunnen omzetten. Er is ook nood aan een grondige evaluatie van de taakverdeling tussen DGOS en BTC met het oog op een ander kader voor hulp, waarin het eigenaarschap (“ownership”) van het partnerland centraal komt te staan. Er is verder ook behoefte aan aparte monitoring- en controlemechanismen voor de uitgaven van het buitenlands beleid (inclusief ontwikkelingssamenwerking), die rekening houden met de specificiteit ervan. De indirecte actoren dienen bij dit alles erkend te worden als volwaardige gesprekspartner.

Voor nieuwe basisallocaties van projecten en programma’s vanaf 2008 dienen voldoende financiële middelen voorzien te worden. Ten slotte dient gewaakt te worden over een goede toepassing van de nieuwe regelgeving, zodat de beoogde administratieve vereenvoudiging in de praktijk wordt omgezet.

9. De kwaliteit van de hulp dient gegarandeerd te worden. Gebonden hulp kan niet. Dat betekent dus zonder meer dat de Belgische hulp volledig ontbonden moet worden. Ontwikkelingssamenwerking mag niet gebruikt worden als steun voor Belgische bedrijven. Er moet gestreefd worden naar een volledige implementatie van de Verklaring van Parijs over harmonisering en afstemming, onder meer over de ontbinding van de hulp. De ontbinding van de hulp dient gepaard te gaan met een wijziging in de aanbestedingsregels, zodat ook de ontwikkelingslanden aan de voorwaarden kunnen voldoen.

10. Extra aandacht is nodig voor de genderaspecten van ontwikkelingssamenwerking . Zo is er onder meer nood aan gendermainstreaming op alle beleidsterreinen. Genderindicatoren moeten verplicht worden. De Millenniumdoelstelling rond gendergelijkheid (nr. 3) dient bijzonder aandacht en middelen te krijgen.

11. Het concept van ‘goed bestuur’ mag niet op een verkeerde wijze gebruikt worden om extra voorwaarden te stellen aan ontwikkelingshulp. Goed bestuur mag enkel gebruikt worden als doelstelling, en niet als voorwaarde voor ontwikkelingsbeleid. Streefdoel moet steeds zijn een partnerrelatie waarbij samenwerking is gebaseerd op dialoog, zonder politieke of economische conditionaliteit. Op alle terreinen dient gebruik gemaakt te worden van gezamenlijk overlegde benchmarks. Thema’s als kwaliteit van het bestuur of mensenrechten kunnen beter worden aangekaart via beleidsdialoog met het partnerland.

12. Om de effectiviteit van de hulp te garanderen, is er nood aan voorspelbare hulp, die dus op voldoende lange termijn wordt uitgetekend. Concreet zouden donoren zich moeten engageren voor periodes van vijf tot tien jaar , en moeten ze vooraf de ordegrootte van de hulp bepalen. Bij dit alles zou er niet mogen geopteerd worden voor sterk geconditioneerde hulp, maar wel voor gezamenlijk geformuleerde doelstellingen.

13. Hulp moet nog beter worden afgestemd op de partnerlanden, en moet dus voluit kiezen voor het concept van eigenaarschap (“ownership”) als uitgangspunt van het beleid. Het Belgisch ontwikkelingsbeleid dient volledig vanuit dit principe te vertrekken, en moet dus afgestemd zijn op de partnerlanden . Daartoe moet er structureel een afstemming met de civiele samenleving, hier en in het Zuiden, voorzien worden. Ook op het vlak van procedures en controle is er nood aan een betere afstemming met de partnerlanden. Waar mogelijk zou moeten gekozen worden voor budgetsteun.

14. Budgetsteun verdient meer aandacht binnen de ontwikkelingssamenwerking. Budgetsteun mag evenwel niet zomaar gebruikt worden als beloning voor de prioriteiten van de donoren of internationale instellingen. Het moet integendeel leiden tot meer eigenaarschap. Het beleid moet kiezen voor een beleidsdialoog, op basis van een politieke, sociale en economische analyse van het partnerland. De beleidsdialoog met de partnerlanden moet transparant zijn. Een kritische houding tegenover de conditionaliteiten van IMF en Wereldbank is hier nodig. Capaciteitsopbouw moet bij dit alles een van de doelstellingen zijn.

15. Er dient gestreefd te worden naar een grotere coherentie tussen ontwikkelingssamenwerking en andere beleidsdomeinen .

(1) Onder meer met het milieu- en klimaatbeleid. Alle ontwikkelingsprojecten dienen getoetst te worden op hun milieueffecten.

DGOS stelt nu al dat en minstens 5% van de hulp specifiek de bescherming van het milieu in het Zuiden tot doel zou moeten hebben. Men haalt nu slechts 1,8%. Inzake klimaat kan er geïnvesteerd worden in capaciteitsopbouw en betere samenwerking tussen de betrokken administraties. Het engagement van België (Bonn-verklaring) over klimaatgerelateerde ontwikkelingshulp (b.v. steun voor adaptatie) dient te worden nagekomen, via bijkomende middelen, niet uit het ontwikkelingsbudget.

(2) Coherentie is ook nodig met buitenlands en defensiebeleid. Humanitaire activiteiten van het leger of andere militaire activiteiten mogen niet betaald worden met geld van ontwikkelingssamenwerking. België dient zich ook te verzetten tegen de uitbreiding van criteria voor aanrekenbaarheid van hulp met veiligheidsgerelateerde en militaire uitgaven.

Allocatie van hulp mag niet geheroriënteerd worden in functie van terrorismebestrijding.

(3) Met buitenlandse handel. Er is in dit verband nood aan een betere regelgeving voor bedrijven over mensenrechten, arbeidsvoorwaarden en milieu. Bij steun aan Belgische investeringen in het Zuiden (via Delcrederedienst) moet gegarandeerd zijn dat de belangen van de bevolking in het Zuiden gerespecteerd worden op het vlak van mensenrechten, arbeidsvoorwaarden en milieu.

(4) Met de financiële en fiscale sector. Zo is er nood aan initiatieven voor het ontmantelen van belastingparadijzen en voor het opheffen van het bankgeheim.

16. De Nationale Delcrederedienst is transparant, controleert en richt een compliance commissie op. De Nationale Delcrederedienst hanteert nog te onduidelijke normen inzake milieu, gezondheid, veiligheid, conflictpreventie en mensenrechten. Duidelijke normen moeten gelden voor alle opdrachten voor rekening van de Staat, maar ook voor het partnerschap met andere kredietverzekeraars. De bevoegde overheidsdiensten zien erop toe dat die normen gerespecteerd worden, en het publiek en de lokale getroffen bevolking moeten inspraak krijgen in de besluitvorming door de Nationale Delcrederedienst en de bevoegde overheidsdiensten. Hiertoe behoren openbaarheid van bestuur, monitoring en de oprichting van een compliance commission.

17. Ontwikkelingslanden worden actief aangespoord tot het uitwerken van een ‘decent employment strategy’ in de nationale armoedestrategieën, het belang van inspraak van alle betrokkenen te onderlijnen en hen aan te moedigen de ‘core labour standards’ van de IAO te ratificeren en implementeren.

18. Menswaardig werk wordt opgenomen in alle beleidsniveaus en —instrumenten van de Belgische ontwikkelingssamenwerking.

19. Het concept kwaliteitsvol en menswaardig werk wordt actief gepromoot in de multilaterale instellingen.

20. Een clausule rond menswaardig werk voor Delcredereprojecten wordt opgenomen.

GroenDe enige partij die sociaal én milieuvriendelijk is.

www.groen.be

De Groenen/EVAGroenen en Europese Vrije Alliantie in het Europees Parlement.

www.greens-efa.eu

Samen ijveren voor een beter Europa en klimaat?