Midden februari raakte bekend dat het Waalse Gewest een wapenexportvergunning heeft afgegeven aan New
Lachaussée voor het opstarten van een munitielijn in Tanzania. Amper één jaar eerder was
deze vergunning nog geweigerd.
Op 3 maart 2005 was in het reisadvies op diplomatie.be, de Belgische
overheidswebsite van Buitenlandse Zaken onder meer het volgende te lezen: "Tegen de achtergrond van het
wereldwijd toegenomen risico van terrorisme is Tanzania één van de landen met een verhoogd risico
van terreurdaden. (...) Bij reizen in de grensstreek met Burundi, Rwanda en de Democratische Republiek Congo is
het aangeraden de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen. Het noordwesten van het land, met name de regio
Kigoma en het westen van de regio Kagera wordt onveilig gemaakt door gewapende bendes die vanuit de buurlanden
strooptochten houden. In dit gebied bevinden zich ook vluchtelingenkampen."
Deelt de Commissie de
visie van het Waals Gewest dat de toestand in Tanzania het jongste jaar opmerkelijk verbeterd is en het land dus
klaar is om een munitielijn op te starten?
Kan de Commissie meedelen of deze wapenexportvergunning
in overeenstemming is met de Europese Gedragscode aangaande wapenexport, in het bijzonder met criterium 4 met
betrekking tot het handhaven van de regionale vrede, veiligheid en stabiliteit en met criterium 7 aangaande het
doorverkopen onder onwenselijke voorwaarden?
***
ANTWOORD VAN COMMISSARIS MICHEL (2
mei 2005)
Hoewel Tanzania gelegen is in een kwetsbaar gebied, is de situatie er stabiel. De
kwaliteit van het bestuur is behoorlijk en wordt steeds beter. De instellingen functioneren goed en de civiele
autoriteiten hebben de controle over de veiligheidstroepen.
De Tanzaniaanse autoriteiten steunen
duidelijk het beleid dat gericht is op vrede en stabiliteit in het gebied. In november laatstleden was de
regering van Tanzania gastheer voor de internationale conferentie over vrede, veiligheid en ontwikkeling in het
gebied van de Grote Meren. President Mkapa heeft ervoor gepleit dat de deelnemers blijk zouden geven van een
nieuwe politieke welwillendheid en dat ze mechanismen tot stand zouden brengen om het wederzijdse vertrouwen te
bevorderen.
In Tanzania verblijven meer dan 400.000 vluchtelingen in kampen in het westen van het
land. De meesten van hen zijn afkomstig uit Burundi en de Democratische Republiek Congo (DRC). De Tanzaniaanse
wetgeving verbiedt de integratie van vluchtelingen. Na de ondertekening van de vredesakkoorden in Burundi is de
veiligheidssituatie in Burundi aanzienlijk verbeterd. Daardoor is de terugkeer en herintegratie van
vluchtelingen in 2004 gestegen, en is de situatie verbeterd.
Tanzania heeft meerdere verklaringen
ondertekend inzake non-proliferatie en de illegale verspreiding van en handel in lichte wapens (de Verklaring
van Nairobi, de Verklaring van Bamako, het protocol van de SADC).
De Europese Gemeenschap
financiert momenteel een beheersactieplan voor ontwapening om de onveiligheid aan te pakken, in het bijzonder in
de gebieden die grenzen aan de landen van de Grote Meren. Een deel van dat project is gericht op
gemeenschappelijke grensoperaties tussen de DRC en Tanzania, en tussen Burundi en Tanzania.
In het
rapport over het wapenembargo voor het oosten en noorden van Congo dat op 23 januari 2005 is voorgelegd aan de
VN-Veiligheidsraad, heeft de groep deskundigen opgemerkt dat het beleid inzake doorvoerhandel lacunes blijft
vertonen waarvan de gewapende groepen profiteren.
In artikel 296 van het EG-verdrag wordt bepaald:
“elke lidstaat kan de maatregelen nemen die hij noodzakelijk acht voor de bescherming van de wezenlijke
belangen van zijn veiligheid en die betrekking hebben op de productie van of de handel in wapenen, munitie en
oorlogsmateriaal”.
Op basis van de afwijking die door artikel 296 (ex artikel 223) van het
EG-verdrag wordt toegestaan, kunnen de lidstaten afwijken van de regels van het Verdrag wat betreft de handel in
wapens.
In dat verband hebben de lidstaten een gedragscode betreffende wapenuitvoer goedgekeurd in
het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en de Commissie sluit zich daar
volledig bij aan.
De Commissie beschikt echter niet over de kennis, noch over de autoriteit om
opmerkingen terzake te maken bij besluiten van een lidstaat.
De criteria voor besluiten inzake
productielicenties zijn uiteengezet in het vierde en vijfde jaarverslag uit hoofde van uitvoeringsbepaling 8 van
de gedragscode van de Europese Unie betreffende wapenuitvoer. In het vierde rapport staat vermeld:
“5. Productie van militaire goederen in licentie
In haar bezorgdheid
over de gevolgen van de ongecontroleerde stroom en destabiliserende accumulatie van wapens en andere militaire
goederen, en de proliferatie van de technologie en de middelen om die goederen te vervaardigen, heeft de
Europese Unie maatregelen genomen om het toezicht op de wapenuitvoer te consolideren en te versterken, om de
internationale samenwerking op dit gebied te bevorderen en een bijdrage te leveren aan de conflictpreventie. In
dit verband onderkent de Europese Unie de bijzondere verantwoordelijkheid van de wapenuitvoerende staten. Onder
verwijzing naar de EU-gedragscode betreffende wapenuitvoer van 8 juni 1998 zijn de lidstaten het erover eens
geworden dat bij het onderzoek van vergunningsaanvragen voor de uitvoer van onder toezicht staande technologie
of goederen met het oog op productie in derde landen van uitrusting die op de gemeenschappelijke militaire lijst
staat, rekening zal worden gehouden met het potentiële gebruik van het eindproduct in het land van
productie en met het gevaar dat het eindproduct aan zijn bestemming wordt onttrokken of wordt uitgevoerd naar
een ongewenste eindgebruiker (2002).”