In haar jongste verslag over autoprijzen heeft de
Europese Commissie vastgesteld dat de prijsverschillen voor nieuwe auto's nog steeds groot zijn. Toch valt er
al enige convergentie te merken, vooral binnen de eurozone. Uit de situatie per 1 november 2002 blijkt dat vele
Europese consumenten nog steeds fors kunnen besparen door hun auto in andere lidstaten te kopen. Bovendien
hebben concurrentie en grensoverschrijdende handel nog niet gezorgd voor belangrijke prijsconvergentie.
Autoprijzen - vóór belastingen - zijn het laagst in Denemarken, Griekenland en Nederland. In Duitsland (de
grootste markt) en Oostenrijk behoren de prijzen nog steeds tot de hoogste binnen de eurozone. Het Verenigd
Koninkrijk blijft nog steeds de duurste markt in de Europese Unie.
Dit nieuwste
verslag is gebaseerd op autoprijzen per 1 november 2002. De prijsverschillen in dit persbericht zijn gebaseerd
op de door de producenten meegedeelde adviesprijzen. In het volledige verslag worden zowel de prijzen vóór als
na belasting gegeven. Het bevat een prijsvergelijking voor in totaal 84 modellen die de best verkochte auto's
van 26 fabrikanten vertegenwoordigen.
Algemene situatie in de Europese Unie
Volgens het verslag liggen de prijzen minder ver uit elkaar dan in vorige verslagen.
De standaardprijsafwijking tussen verschillende nationale markten daalde van 10,6% naar 10,1%, ten opzichte van
het vorige verslag van 1 mei 2002. Deze convergentie vindt plaats tegen de achtergrond van een algemene daling
van de autoprijzen met 0,2%.
Niettemin blijven er in individuele gevallen
aanzienlijke prijsverschillen tussen de goedkoopste en duurste lidstaat bestaan. Voor 18% van de in het verslag
onderzochte modellen bedraagt het prijsverschil tot 20% van de adviesprijs. Het grootste prijsverschil in het
verslag betreft de Fiat Seicento: die is in het Verenigd Koninkrijk 59,5% duurder dan in Spanje.
In absolute cijfers - die voor eindgebruikers een duidelijker beeld geven dan percentages -
kost een middelgrote auto (zoals de Peugeot 406 in het D-segment) in de goedkoopste lidstaat 5 100 EUR minder
dan in de duurste lidstaat binnen de eurozone. Voor de hele Europese Unie loopt het verschil tussen de
goedkoopste en duurste lidstaten op tot 6 500 EUR.
Deze cijfers bewijzen dat
consumenten nog steeds aanzienlijk kunnen besparen door te profiteren van de prijsverschillen binnen de Europese
Unie. Toch blijkt uit deze cijfers ook dat concurrentie tussen dealers uit verschillende lidstaten en
grensoverschrijdende aankopen nog steeds geen concurrentiedruk uitoefenen op automobielproducenten en dat
markten relatief gefragmenteerd blijven. Zodra de nieuwe regels inzake motorvoertuigendistributie volledig van
kracht zijn geworden, zou de concurrentiedruk moeten toenemen en zou er een verdere integratie van de markten
moeten komen. Deze nieuwe regels moeten het ook eenvoudiger maken in het buitenland een auto te kopen, of
consumenten nu zelf de auto kopen dan wel een tussenpersoon in hun naam.
Goedkope
en dure lidstaten
Binnen de eurozone blijven Duitsland en, in mindere mate,
Oostenrijk de duurste markten. In Duitsland worden in totaal 37 modellen verkocht tegen de hoogste prijzen van
de eurozone: daarvan zijn er 31 tussen 42% en 20% duurder dan op de goedkoopste nationale markt binnen de
eurozone. Ook in Oostenrijk komen voor 19 modellen prijsverschillen van meer dan 20% voor. Het aantal modellen
met zulke hoge prijsverschillen is echter wel afgenomen sinds het laatste overzicht; toen waren het er nog 41
modellen in Duitsland en 23 in Oostenrijk. Auto's zijn het goedkoopst in Finland, waar voor geen van de
onderzochte modellen prijsverschillen van meer dan 20% werden opgetekend. In Griekenland waren er drie en in
Nederland vier prijsverschillen van meer dan 20%.
Het Verenigd Koninkrijk blijft nog
steeds de duurste automarkt in de Unie voor een belangrijk aantal van de onderzochte modellen, en dit ondanks de
prijsdalingen van de afgelopen zes maanden. In de autoprijzen voor het Verenigd Koninkrijk zijn echter ook de
extra kosten verrekend voor de specificaties van de Britse markt, met name de rechtse besturing. De prijzen in
het Verenigd Koninkrijk hebben ook te lijden van de koersfluctuaties (pond/euro). Uit het verslag blijkt ook dat
voor de Britse en Ierse consumenten die een auto kopen in een andere lidstaat, de toeslag voor de rechtse
besturing over het algemeen het laagst is voor modellen van Japanse producenten (± 4%), en het hoogst (± 10%)
voor modellen van het Volkswagen-concern (VW, Audi en Seat).
Enkele opvallende
cijfers binnen de eurozone
De prijsverschillen voor een aantal van de best
verkochte auto's (uitgedrukt als percentage van de prijzen in euro vóór belastingen, waarbij de duurste
eurozonemarkt wordt vergeleken met de goedkoopste) waren op 1 november 2002 als volgt:
Kleine wagens -segmenten A en B:
1/11/2002 1/5/2002 1/11/2001
Opel Corsa 13,3%
18,1% 36,9%
Ford Fiesta 25,8% n.a. 16,4%
Renault Clio 13,8% 19,5% 26,4%
Peugeot 106 26,8% 24,4% 20,3%
VW Polo 18,0% 22,6% 14,7%
Middelgrote wagens - segment C:
1/11/2002 1/5/2002 1/11/2001
VW Golf 32,2%
30,5% 34,5%
Opel Astra 25,6% 21,4% 32,2%
Ford Focus 26,6% 24,4% 21,0%
Renault Mégane 11,5% 26,5% 22,9%
Peugeot 307 23,1% 27,2% 29,6%
Grote wagens - segmenten D, E en F:
1/11/2002 1/5/2002 1/11/2001
BMW 318ILB 10,4% 11,2% 11,6%
Audi A 4 13,2% 11,9% 13,5%
Ford Mondeo 22,7%
21,5% 20,5%
Opel Vectra 22,7% 28% 41%
VW Passat 26,9% 27,3% 23,1%
Prijsverschillen binnen autosegmenten
Over
het algemeen is de prijsconvergentie voor de populairste modellen binnen de verschillende segmenten niet veel
veranderd sinds het laatste verslag. Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat prijsverschillen zijn toegenomen
voor zeven modellen en afgenomen voor acht modellen. Anders dan bij het vorige verslag, heeft de Commissie nu
kunnen constateren dat in de eerste drie segmenten (A tot C) - met het grootste volume inzake verkopen en aantal
modellen - de gemiddelde prijsverschillen binnen de eurozone evolueren naar dezelfde grootteorde als bij de
hogere prijssegmenten D, E, F en G.
Prijsbeleid producenten
Binnen de eurozone zijn General Motors (Opel-Vauxhall, Saab), ondanks een aantal recente
prijsaanpassingen voor het merk Opel, de PSA-groep (Peugeot, Citroën) en Honda de groepen met de grootste
prijsverschillen binnen de groep. Voorts is het zo dat bepaalde Duitse producenten (bv. BMW en DaimlerChrysler)
en, in mindere mate, Renault de prijsverschillen binnen de eurozone meestal beperken tot 15% of minder.
Methode
De gebruikte methode is dezelfde als voor de
vorige verslagen: in totaal 18 Europese en 8 Japanse automobielproducenten hebben de Commissie de adviesprijzen,
per 1 november 2002, van 84 van hun best verkochte modellen meegedeeld.
De
referentieprijs voor de berekening van de verschillen is die van het goedkoopste land voor het betrokken model
binnen de eurozone. De prijzen worden gecorrigeerd, rekening houdend met verschillen in standaarduitrusting, en
zijn vermeld in euro en (in voorkomend geval) in de lokale munteenheid, telkens vóór en na belasting. Ook worden
de prijzen vermeld voor de belangrijkste opties en de rechtse besturing, samen met andere informatie. Voor een
aantal modellen kunnen op bepaalde nationale markten nog andere opties en verschillen in standaarduitrusting
bestaan. Belangrijk is ook nog te vermelden dat de reële detailhandelsprijzen kunnen verschillen van de
aanbevolen catalogusprijzen, aangezien dealers hun eigen prijzen vrij kunnen vaststellen en de klanten extra
financiële voordelen kunnen geven, afhankelijk van de markt.
Informatie voor het
publiek
Met het oog op meer transparantie en een betere informatie aan het
publiek, maakt het Directoraat-generaal Concurrentie gegevens eenvoudig toegankelijk door het verslag
beschikbaar te stellen op zijn website:
Persbericht en beknopte
elektronische versie van het verslag en de prijstabellen van de producenten:
http://europa.eu.int/comm/competition/car_sector/
Volledige papieren versie van het
verslag:
In de Bureaus van de Commissie in de verschillende lidstaten
Adressen te vinden op het Internet: http://europa.eu.int/comm/offices.htm
Informatiecentra voor automobielkopers (telefonische hotline):
http://europa.eu.int/comm/competition/car_sector/
1 De nieuwe concurrentieregels in verband met de
automobielsector (Verordening nr. 1400/2002 van de Commissie) voorzien in een overgangsperiode tot 1 oktober
2003 voor sommige bepalingen, en tot 1 oktober 2005 voor andere. Voor meer informatie over deze nieuwe regels,
zie IP/02/1073 en MEMO/02/174 van 17 juli 2002.
2 Voor de omzetting werden de
wisselkoersen van de euro gebruikt die gepubliceerd zijn in het Publicatieblad C 269 van 5.11.2002, blz. 2.