Groen voorstel voor EP-resolutie over de situatie in Irak
27
maart 2003
Het Europees Parlement,
A. overwegende dat de
regeringen van de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Australië hebben besloten Irak aan te vallen om
een verandering van regime af te dwingen, zonder mandaat van de Verenigde Naties,
B.
overwegende dat met de doelstelling van ontwapening van Irak, waarover in resolutie 1441 van de Veiligheidsraad
unanieme overeenstemming was bereikt, aanzienlijke vooruitgang was geboekt; overwegende dat deze doelstelling
volledig verwezenlijkt had kunnen worden door krachtig voort te gaan op de succesvolle weg van wapeninspecties
door de Verenigde Naties,
C. overwegende dat de oorlog indruist tegen de opvattingen
van een overweldigende meerderheid van de leden van de VN en miljarden mensen over de gehele wereld; D.
overwegende dat deze oppositie geen steun inhoudt voor de Iraakse dictatuur,
D.
overwegende dat de Amerikaanse regering met de oorlog tegen Irak de nieuwe doctrine van preëmptieve aanvallen
als onderdeel van de recente nationale veiligheidsstrategie van de Verenigde Staten, in praktijk brengt,
E. overwegende dat de territoriale integriteit van Irak en het eigendomsrecht van de Iraakse
bevolking op de natuurlijke hulpbronnen niet onderhandelbaar zijn,
F. overwegende dat
de Turkse regering heeft aangekondigd dat het mogelijk is dat Turkse troepen het Iraakse grondgebied vanuit het
noorden binnenvallen, hetgeen de veiligheidssituatie voor de ter plaatse levende bevolking verder zou verergeren
en het legitieme recht van de Koerdische bevolking op handhaving en versterking van hun autonomie in het
toekomstige Irak zou ondermijnen,
G. overwegende dat er grote bezorgdheid leeft over
de wapens die mogelijk gebruikt worden, met name met betrekking tot verarmd uranium, de MOAB-bom, clusterbommen,
anti-personeelmijnen en chemische en biologische wapens, die ook langdurige en onomkeerbare gevolgen hebben voor
het milieu,
H. overwegende de Irak-crisis eens te meer de dringende behoefte aantoont
van wijziging van ons energiebeleid, dat is gebaseerd op olie en atoomkracht,
1.
spreekt zijn krachtigste veroordeling uit over het onwettige en ongerechtvaardigde besluit van president Bush en
premier Tony Blair, in coalitie met premier Aznar, om een oorlog te voeren tegen Irak;
2. verzoekt om onmiddellijke beëindiging van deze daad van unilaterale agressie; roept de lidstaten van de
Verenigde Naties ertoe op een bijzondere zitting van de Algemene Vergadering bijeen te roepen;
3. geeft uitdrukking aan zijn ernstige bezorgdheid over het lot van de bevolking in Irak,
met inbegrip van journalisten, internationale vredesactivisten en humanitaire-hulpverleners, die lijden onder de
"shock and awe"-bombardementen van de alliantie;
4. is van mening dat de aanval op
Irak een ongekende reactie is tegen de multilaterale inspanningen om tot een vreedzame conflictoplossing te
komen; is ervan overtuigd dat de doctrine van de preëmptieve aanval een bedreiging vormt voor de internationale
vrede en kan leiden tot meer terrorisme;
5. onderstreept dat de overweldigende
meerderheid van de bevolking van Europa, met name in de landen wier regeringen de oorlogsinspanningen
ondersteunen, tegen de aanval op Irak is en dat de miljoenen demonstranten op de Europese straten het bewijs
zijn van een nieuw gevoel van Europese eenheid;
6. uit zijn bezorgdheid over de
anti-islamitische en antisemitische reactie die het conflict oproept;
7. roept de
strijdende partijen ertoe op af te zien van het gebruik van wapens die een niet-onderscheidende werking hebben
voor burgers en te waarborgen dat het internationale oorlogsrecht, met name ten aanzien van de waarborging van
de veiligheid en de humanitaire behoeften van de Iraakse bevolking, wordt geëerbiedigd;
8. wijst nogmaals op de universele geldigheid van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat; roept ertoe
op de Iraakse regering krachtens het internationale recht aansprakelijk te stellen voor haar misdaden;
9. vestigt de aandacht voorts op het feit dat twee van de strijdende partijen, het Verenigd
Koninkrijk en Australië, de statuten van het Internationaal Strafhof hebben ondertekend;
10. veroordeelt elke poging van Turkije om noord-Irak binnen te vallen; roept de Turkse regering ertoe op
verantwoordelijk te handelen en haar verplichtingen als kandidaat-lidstaat na te komen;
11. blijft ervan overtuigd dat voortzetting van de wapeninspecties, in combinatie met grote internationale
druk, vroeger of later zou hebben geleid tot een verandering van regime;
12. steunt
de democratische krachten in Iran en de andere buurlanden van Irak; ziet met name de groei van de Iraanse
oppositionele krachten als een positieve ontwikkeling;
13. is ervan overtuigd dat de
toenemende deelname van de Iraanse bevolking aan het politieke en culturele leven zou kunnen zorgen voor
positieve veranderingen en een vruchtbaar voorbeeld is van een overgang naar meer democratie in deze regio;
roept Iran ertoe op te kiezen voor een strategie van waarborging van zijn veiligheid zonder te vertrouwen op
massavernietigingswapens;
14. prijst de regeringen van Frankrijk, Duitsland en
België, onder meer voor hun inspanningen om een vreedzame conflictoplossing te bereiken; roept de lidstaten van
de Europese Unie en de kandidaat-lidstaten ertoe op in hun internationale betrekkingen de rechtsstaat te
eerbiedigen, als leidend beginsel in hun buitenlands beleid;
15. vestigt de aandacht
op artikel 19 van het EG-Verdrag, dat EU-leden van de Veiligheidsraad ertoe verplicht gemeenschappelijke
standpunten in deze raad te verdedigen; onderstreept dat de militaire aanval op Irak duidelijk in tegenspraak is
met het gemeenschappelijke standpunt van de EU, zoals vastgelegd in de verklaring van de Raad van 17 februari
2003;
16. roept de leden van de Conventie ertoe op hervormingen voor te stellen met
het oog op de totstandbrenging van een echt Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid met
medebeslissingsbevoegdheid voor het Europees Parlement; ziet een gemeenschappelijke Europese zetel in de
Veiligheidsraad als een beslissende stap om dit doel te bereiken;
17. is ervan
overtuigd dat het besluit van de meerderheid van de leden van de VN en de Veiligheidsraad tot handhaving van het
beginsel van een VN-monopolie op het gebruik van geweld, meer dan ooit het belang van de VN heeft aangetoond;
roept alle EU-lidstaten en kandidaat-lidstaten ertoe op al hun gewicht in de schaal te leggen om de
geschilbeslechtingscapaciteit van de VN te vergroten;
18. verzoekt de EU en de
kandidaat-lidstaten geen enkele steun te verlenen voor militaire operaties die verband houden met de oorlog in
Irak;
19. verzoekt om de onmiddellijke terugkeer van de instellingen van de VN zodra
de veiligheidsomstandigheden dit toestaan alsook om hervatting van het "olie-voor-voedsel-"programma, teneinde
te voldoen aan de onmiddellijke behoeften van het Iraakse volk dat hiervan afhankelijk is, onverminderd enig
besluit om het sanctieregime te beëindigen;
20. dringt erop aan dat elk besluit over
de politieke en economische toekomst van Irak, met inbegrip van plannen voor de wederopbouw, in VN-verband moet
worden genomen;
21. roept de EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten ertoe op bij te
dragen aan vredeshandhavingsmissies van de VN in Irak na de oorlog en aan de Verenigde Staten
duidelijk te maken dat zij verlangen dat de Amerikaanse regering toezegt haar strategie van preëmptieve
aanvallen te zullen opgeven;
22. is ingenomen met het besluit van de Commissie om als
directe eerste stap 21 miljoen euro uit te trekken om de humanitaire crisis in Irak het hoofd te bieden, alsook
met het besluit van de Raad om de repatriëring van Iraakse vluchtelingen uit Europa stop te zetten; verzoekt de
buurlanden van Irak hun grenzen te openen voor Iraakse vluchtelingen; verzoekt de Commissie en de lidstaten
noodplannen op te stellen voor financiële bijstand en voor de opvang in de regio van vluchtelingen die het
oorlogsgeweld ontvluchten; verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk te komen met een voorstel om de reserve
voor noodhulp hiervoor te gebruiken; verklaart bereid te zijn dit voorstel volgens de urgentieprocedure te
behandelen;
23. onderstreept dat de trans-Atlantische dialoog belangrijker is dan
ooit; dringt erop aan dat alles in het werk wordt gesteld om het debat weer te richten op de grootste problemen
die onze planeet kent, te weten armoede, ongelijkheid en achteruitgang van het milieu;
24. roept alle EU-lidstaten en kandidaat-lidstaten ertoe op hun krachten te bundelen bij het ontwikkelen
van een wereldorde die is gebaseerd op multilaterale samenwerking en naleving van het internationale recht in
plaats van op unilaterale dominantie met behulp van militaire kracht;
25. neemt
kennis van het recente besluit van president Bush om zijn steun te geven aan de openbaarmaking van de routekaart
voor het Midden-Oosten, die op 20 december 2002 door het Kwartet werd goedgekeurd; roept alle partijen ertoe op
deze zo spoedig mogelijk en volledig ten uitvoer te leggen; benadrukt het feit dat het besluit van de
Palestijnse Nationale Autoriteit om een premier te benoemen een belangrijke stap is op weg naar hervorming;
verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten alles in het werk te stellen om de uitzichtloze situatie van het
Palestijnse volk te verlichten en een einde te maken aan de toenemende Israëlische repressie in de Bezette
Gebieden;
26. spreekt krachtige steun uit voor het voorstel voor een internationale
conferentie over veiligheid en stabiliteit in deze regio, waarin met name de kwestie van de
massavernietigingswapens aan de orde moet komen;
27. verzoekt de Raad en de Commissie
het voortouw te nemen om te komen tot een beleid tot vermindering van onze afhankelijkheid van olie door het
energieverbruik te beperken en hernieuwbare energie te bevorderen;
28. verzoekt zijn
Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de
toetredingslanden, de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de regering, de Senaat en het Congres van de
Verenigde Staten, en de regering en het parlement van Australië.