AA
(20/06/07) Europese regeling voor aanvullende pensioenrechten

Demografische veranderingen, een globaliserende economie en een terugtredende overheid maken het steeds belangrijker voor mensen om hun aanvullend pensioen goed te regelen. Het Parlement stelt minimumnormen op voor het verkrijgen en behouden van aanvullende rechten op bedrijfspensioenen.

Aanvullende pensioenrechten heten ook wel tweedepijlerpensioenrechten en komen bovenop de staatspensioenen of eerstepijlerrechten. De trend bestaat dat in sommige lidstaten de beroepspensioenregelingen (tweede pijler) niet langer alleen een aanvulling vormen op de wettelijke pensioenvoorziening (eerste pijler), maar daarvoor geheel in de plaats komen. Dit maakt het voor werknemers nog belangrijker om tijdig tot een aanvullende pensioenregeling toe te treden.

HET VERKRIJGEN VAN EEN RECHT OP PENSIOEN

In het verslag van Ria Oomen-Ruijten (EVP - NL) wordt de maximale wachttijd voor aanvullende pensioenen op vijf jaar gesteld. Dat wil zeggen dat werknemers die ten minste vijf jaar voor een werkgever hebben gewerkt, recht hebben op een pensioen en op het behoud daarvan wanneer zij uit dienst treden. Verder bepaalt het EP dat in geen geval wachttijden mogen worden gehanteerd voor werknemers die de leeftijd van 25 jaar hebben bereikt (in Duitsland ligt deze drempelleeftijd nu op 30 jaar). Indien de werknemer bij zijn uitdiensttreding de wachttijd nog niet heeft volgemaakt, moeten alle betaalde pensioenbijdragen aan hem worden uitgekeerd (of hun actuele waarde indien de werknemer het beleggingsrisico draagt).

SLAPENDE PENSIOENRECHTEN

Het Parlement roept de lidstaten op te garanderen dat uitdiensttredende werknemers hun opgebouwde pensioenrechten kunnen laten staan bij de pensioeninstantie waar ze zijn opgebouwd. De lidstaten dienen een eerlijke behandeling van deze slapende rechten te garanderen. De waarde van deze rechten hoeft zich niet exact zo te ontwikkelen als de rechten van actieve werknemers, maar moet zich in zijn algemeenheid wel "in overeenstemming met" de rechten van de nog actieve werknemers ontwikkelen. De waarde van de slapende rechten moet dan ook worden aangepast op grond van, bijvoorbeeld, de inflatiecijfers of het algemene salarisniveau. Op dit moment is alleen in het Verenigd Koninkrijk en Ierland de waardevastheid van aanvullende pensioenen gegarandeerd.

In tegenstelling tot het behouden van pensioenrechten, mogen de lidstaten evenwel ook toestaan dat door vertrekkende werknemers opgebouwde pensioenrechten in een keer aan deze werknemers worden uitbetaald, tenzij het totaal van deze opgebouwde rechten een door de betreffende lidstaat vastgestelde drempelwaarde te boven gaat.

HET MEENEMEN VAN PENSIOENRECHTEN

De leden van het Parlement zijn voorzichtiger dan de Europese Commissie voor wat betreft het meenemen van opgebouwde pensioenrechten naar nieuwe werkgevers, ook naar werkgevers in een andere lidstaat. De leden halen dit overdrachtsrecht uit de richtlijn. Niettemin moeten de lidstaten volgens het EP de portabiliteit van opgebouwde rechten vergroten.

Ten slotte bepaalt het Parlement dat de lidstaten de noodzakelijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen goed moeten keuren om uiterlijk op 1 juli 2008 aan de bepalingen van deze richtlijn te voldoen. Voor sommige lidstaten betekent dit dat zij zich ervan dienen te verzekeren dat de sociale partners uiterlijk op die datum op basis van akkoorden de nodige maatregelen hebben genomen.

DE VOLGENDE STAPPEN

Het moge duidelijk zijn dat er grote verschillen bestaan tussen de pensioenregimes van de lidstaten. In sommige lidstaten bestaan aanvullende pensioenen helemaal niet, in andere is de deelname eraan erg klein (0,6% van de werkende bevolking in Polen bijvoorbeeld). In landen als Zweden en Nederland zijn aanvullende pensioenen usance.

Omdat de richtlijn in vele uitzonderingen voorziet en in zijn geheel bijna alleen nog op Nederland van toepassing zou zijn, dreigt Nederland met een veto in de Raad. Het is dan ook goed mogelijk dat de Commissie haar voorstel nu zal wijzigen waarna de wetgevingsprocedure opnieuw begint. Commissaris Vladimír ŠPIDLA heeft zich hier tijdens het debat niet over uitgelaten. Volgens Spidla is "dit verslag een goed basis voor verdere onderhandelingen."

De reactie van de Europese Groenen op deze stemming

GroenDe enige partij die sociaal én milieuvriendelijk is.

www.groen.be

De Groenen/EVAGroenen en Europese Vrije Alliantie in het Europees Parlement.

www.greens-efa.eu

Samen ijveren voor een beter Europa en klimaat?