AA
Handel in CITES-soorten Appendix II (Schriftelijke vragen P-2133/07, E-2141/07, E-2142/07, E-2144/07 & E-2145/07)

In mei 2006 raakte bekend dat een zestal dierentuinen in de VS, alle aangesloten bij de Association of Zoos and Aquariums (AZA) in het totaal 33 jonge apen van vijf verschillende soorten hebben geïmporteerd vanuit Zuid-Afrika. De dieren maakten deel uit van een vangst van in het totaal 103 apen en staan in Appendix II van CITES. Die bevat, volgens informatie van CITES, soorten die momenteel niet noodzakelijk met uitsterven bedreigd zijn, maar die dat wel zouden kunnen worden als de handel in deze soorten niet van zeer nabij wordt gecontroleerd. De apen zijn gevangen in de Democratische Republiek Congo (DRC), in juni 2005 verscheept naar Zuid-Afrika en in maart 2006 overgevlogen naar de VS. Op de CITES-documenten van die laatste vlucht staat een opmerkelijke onverenigbaarheid. De Zuid-Afrikaanse documenten spreken over dieren die aan de natuur onttrokken zijn (W), de VS-documenten hebben het over dieren die geboren zijn in gevangenschap (C). De CITES-regelgeving over soorten die vallen onder App. II en die heruitgevoerd moeten worden, vereist dat de managementsautoriteit van het heruitvoerende land tevreden moet zijn met de manier waarop de dieren het land aanvankelijk zijn binnengekomen. Met betrekking tot de DRC spreken betrokkenen (waaronder Jo Thompson van het Lukuro Wildlife Research Project) over het ontbreken of afwezig zijn van adequate statistieken met betrekking tot de onder CITES beschermde soorten.

1. Is de Commissie op de hoogte van het omstreden transport van 33 apen naar zes dierentuinen in de VS, heeft zij de onregelmatigheid in de CITES-documenten kunnen vaststellen en zal zij daarom dit dossier aankaarten op de volgende algemene CITES-conferentie in Den Haag? Zo neen, waarom niet?

2. Erkent de Commissie dat de CITES-statistieken en de controle op de handel van CITES-soorten in de DRC quasi onbestaande zijn en zal zij daarom pleiten voor een voorlopig moratorium op de commerciële uitvoer van CITES-soorten vanuit de DRC? Zo neen, waarom niet?

3. Zal zij deze gegevens over de uitvoer van CITES-soorten vanuit de DRC kenbaar maken bij de lidstaten en welk zal haar advies daarbij zijn?

----------------------------------------------

Voor de export van CITES App. II-soorten is een advies vereist van de CITES Wetenschappelijke Autoriteit (SA) van het land waaruit de dieren komen. Bij de omstreden aankoop van 33 apen van vijf verschillende soorten door zes dierentuinen in de VS is het zo goed als uitgesloten dat dit advies door de CITES SA van de Democratische Republiek Congo (DRC) is geleverd. Hoewel de betrokken autoriteiten van de DRC aangeven dat alles volgens de regels is gebeurd, geven anonieme DRC-ambtenaren van de CITES SA te kennen dat ze zich hebben verzet tegen de export van deze dieren. Er schijnt overigens zo weinig bruikbare informatie te zijn over deze vijf soorten in de DRC dat het loutere bestaan van zo’n advies op zich al verdacht zou zijn geweest. In het totaal ging het om een groep van 103 dieren die naar Zuid-Afrika werden uitgevoerd. 33 daarvan belandden uiteindelijk in de VS. De gegevens die daar zijn vrijgegeven nadat activisten een beroep hadden gedaan op de Freedom of Information Act bevatten alleen de documenten tussen Zuid-Afrika en de VS, de naam van de handelaar die de dieren van de DRC naar Zuid-Afrika bracht is totnogtoe onbekend, wat ervoor zorgt dat deze man ter ongestoord zijn (illegale?) activiteiten verder kan zetten.

Kunnen volgens de CITES-regelgeving CITES-soorten die ruim 10 maanden in gevangenschap hebben geleefd heruitgevoerd worden zonder dat daarbij de oorspronkelijke documenten n.a.v. de aanvankelijke import worden meegeleverd?

Zal de Commissie er bij het hoofdkantoor van CITES op aandringen dat alle documenten - dus ook deze van de DRC - in deze omstreden (her)uitvoer kenbaar worden gemaakt? Zo neen, waarom niet?

----------------------------------------------

De woordvoerster van de San Diego Zoo, die samen met 5 andere dierentuinen in de VS 33 apen die figureren op App. II van CITES heeft aangekocht, beweert dat deze actie eenmalig is en de dieren heeft gered van hun verwerking tot bush meat. Er zijn sterke aanwijzingen dat ze wist dat de dieren op diverse markten in de Democratische Republiek Congo zijn aangekocht en daarna te koop zijn aangeboden in Zuid-Afrika. Van daaruit hebben de zes dierentuinen in de VS ze op hun beurt verworven.

CITES-soorten aankopen om ze ‘te redden van de slacht’ lijkt zo’n beetje op het kappen van het regenwoud om de illegale verkoop van tropisch hout tegen te gaan. Gegeven dat de vangers van de apen ongeveer 40$ per stuk krijgen, de eerste verkoper ongeveer 2.500$ per stuk en de tweede verkoper ongeveer 10.000$ per stuk is het niet ondenkbaar dat deze handelwijze van de Amerikaanse dierentuinen tot voorbeeld zou kunnen strekken van dierentuinen in andere delen van de wereld. Als hiermee al niet de vraag wordt gecreëerd, dan leidt deze operatie waarschijnlijk wel tot een vergroten van het (illegaal) aanbod, al dan niet voor bushmeat.

Voor bonafide parkwachters in de DRC wordt de situatie op het terrein in dat geval ook moeilijker. De afgelopen jaren werden er veel van hen vermoord door stropers, enkel en alleen omdat ze hun werk wilden doen.

Erkent de Commissie de inherente gevaren van deze argumentatie van de woordvoerster van de San Diego Zoo en welke stappen zal zij ondernemen om te voorkomen dat de (illegale) handel in CITES-soorten - al dan niet bestemd om te worden geconsumeerd als bushmeat - als gevolg van deze operatie nog zal uitbreiden?

Erkent de Commissie dat de gevaren voor apen acuter zijn dan voor andere soorten die een minder lange dracht hebben en per keer meer jongen werpen en zal zij daarom, buiten GRASP, nog meer extra inspanningen leveren om deze apen te beschermen?

***

ANTWOORD VAN COMMISSARIS DIMAS (12 juni 2007)

De Commissie is op de hoogte van het transport in maart 2006 van 33 apen, behorend tot soorten van CITES-bijlage II, vanuit de Democratische Republiek Congo (DRC) via Zuid-Afrika naar dierentuinen in de Verenigde Staten (VS).

De Commissie heeft hierover inlichtingen ingewonnen bij de autoriteiten van de VS. Nadat de Amerikaanse autoriteiten het CITES-secretariaat en Zuid-Afrika hadden geraadpleegd, is de Commissie medegedeeld dat alle CITES-documenten voor dit transport in orde waren, zowel in verband met de uitvoer vanuit de DRC naar Zuid-Afrika als in verband met de heruitvoer vanuit Zuid-Afrika naar de VS. Volgens de door het CITES-secretariaat verstrekte informatie heeft de administratieve instantie voor CITES van de DRC uitdrukkelijk verklaard dat de wetenschappelijke autoriteit over de uitvoer van de dieren was geraadpleegd en dat de DRC aan de bepalingen van de overeenkomst had voldaan.

Wat betreft de heruitvoer van specimens van in bijlage II opgenomen soorten vereisen de CITES-bepalingen dat de administratieve instantie van de staat die heruitvoert, bevestigt dat de specimens werden ingevoerd in overeenstemming met de bepalingen van de overeenkomst. Voor de heruitvoer van de dieren hoeven de oorspronkelijke invoerdocumenten dus niet te worden overgelegd.

De Commissie is door de VS geïnformeerd dat de relevante informatie op het aangifteformulier voor wilde dieren (een door de VS geëist extra document, naast de officiële CITES-documenten) bij vergissing van de vermelding was voorzien dat de dieren waren "geboren in gevangenschap" in plaats van "onttrokken aan de natuur", zoals op alle CITES-documenten stond vermeld. Het transport in kwestie moet daarom, in overeenstemming met de CITES-bepalingen, worden beschouwd als betreffende dieren die aan de natuur onttrokken zijn.

Volgens de informatie die de Commissie van het CITES-secretariaat heeft ontvangen, heeft de DRC alle jaarverslagen over handel in CITES-specimens tot en met 2005 ingediend. Ook zijn de statistieken over de uitvoer van CITES-soorten vanuit de DRC beschikbaar voor het publiek op de CITES-website en in de handelsdatabase van CITES.

Het land voldoet dus aan de verslagleggingseisen van de overeenkomst en volgens de CITES-procedures is er dan ook geen geldige reden om op strafmaatregelen aan te dringen.

Op grond van deze verduidelijkingen is er geen verdere reden om deze kwestie bij het CITES-secretariaat aan de orde te stellen.

***

***

CITES - goedkeuring Gaborone-amendement (Schriftelijke vraag E-2145/07)

Tot op heden is de EU met betrekking tot CITES nog steeds niet gemachtigd om als zodanig als een overeenkomstsluitende partij op te treden. Daartoe moet het zgn. ‘amendement van Gaborone’ nog worden goedgekeurd door voldoende betrokken partijen.

Erkent de Commissie dat de ratificatie van dit amendement voor de EU - die de CITES-regelgeving volledig heeft geïmplementeerd - een hele stap vooruit zou betekenen in het doen naleven van deze regelgeving? Als zij dit niet erkent, kan ze dan zeggen waarom? Welke stappen heeft zij in het andere geval reeds ondernomen of zal zij nog ondernemen om de ratificatie van het Gaborone-amendement zo snel mogelijk te laten gebeuren?

***

ANTWOORD COMMISSARIS DIMAS (14 juni 2007)

De Commissie erkent het belang voor de Gemeenschap van de inwerkingtreding van de Gaborone-clausule bij CITES. Als de Gemeenschap partij wordt, zal zij een volwaardige rol kunnen spelen bij de werkzaamheden van de overeenkomst en is zij juridisch gebonden de overeenkomst uit te voeren en te handhaven. Niettemin heeft de Gemeenschap sinds 1984, conform haar bevoegdheden op het gebied van handel in wilde dieren en planten, via regelgeving de bepalingen van de overeenkomst reeds ten volle uitgevoerd.

Voor de inwerkingtreding van de Gaborone-clausule bij CITES moeten 54 van de 80 landen die bij de goedkeuring van de clausule partij waren bij de overeenkomst, de clausule ratificeren. Tot dusver hebben 46 partijen dit gedaan, waaronder alle betrokken lidstaten. De Europese Gemeenschap is geen overeenkomstsluitende partij bij CITES en kan dus niet zelf de clausule ratificeren. De Commissie heeft echter velerlei stappen ondernomen om de resterende landen aan te zetten tot ratificatie over te gaan. Tevens benut de Commissie iedere gelegenheid om deze zaak bij bilaterale bijeenkomsten met de landen in kwestie aan de orde te stellen

***

Evaluatie bushmeat-project in Gabon (Schriftelijke vraag E-2144/07)

In haar antwoord op vraag E-1212/05 geeft de Commissie te verstaan dat er - binnen het kader van het kappen van woud - een project loopt in Gabon om het jagen en stropen voor bushmeat tegen te gaan en dat ‘de lessen die hieruit worden getrokken, nuttig kunnen zijn voor de toekomst. Ten tijde van het antwoord importeerde Zuid-Afrika 103 apen, waaronder CITES App. II-soorten, uit de Democratische Republiek Congo.

Is er inmiddels een evaluatie van het project in Gabon geweest en welke conclusies zijn eruit te trekken met betrekking tot de productie en verkoop van bushmeat? Hebben de besluiten van deze evaluatie geleid tot een andere, meer specifieke aanpak van het bushmeatprobleem of sterken ze de Commissie in haar overtuiging dat deze problematiek in een breder kader moet blijven worden aangepakt? Welke argumentatie voert zij hierbij aan? Indien er nog geen evaluatie is geweest zal de Commissie deze laten doorgaan en tegen wanneer wordt hierover een eindrapport verwacht?

***

ANTWOORD VAN COMMISSARIS MICHEL (21 juni 2007)

Het betrokken project met als titel “Ontwikkeling van een geïntegreerde beheersmethode voor de fauna in het uitgestrekte bosbestand van Centraal-Afrika — Pilootproject in Noordoost-Gabon” is in september 2003 van start gegaan en loopt ten einde in september 2008.

Het project werd nog niet geëvalueerd, maar dit zal in de loop van 2008 gebeuren. In mei 2007 is het project ter plaatse gecontroleerd en de conclusies daarvan zijn in juni 2007 bekendgemaakt.

Drie eenvoudige vaststellingen liggen aan de basis van dit project:
— 90% van de bossen in Centraal-Afrika hebben geen staat van instandhouding en het beheer van de fauna buiten de beschermde zones dat ervoor zorgt dat de milieucorridors tussen de grote instandhoudingszones kunnen worden behouden, is een absolute noodzaak voor het voortbestaan van deze fauna;
— de fauna kan slechts in stand worden gehouden aan de hand van een geïntegreerde aanpak die rekening houdt met alle elementen inzake bosbeheer en met alle betrokkenen: de plaatselijke bevolking en de bevolking van de grote steden, de bos- en mijnontginningsbedrijven en de decentrale overheden.

Tegelijkertijd hebben de staten van Centraal-Afrika onder impuls van andere communautaire initiatieven zoals het regionaal programma ECOFAC en van de internationale gemeenschap hun krachten gebundeld voor de instandhouding van de bossen door de oprichting van COMIFAC (Commissie voor de bossen van Centraal-Afrika) . COMIFAC heeft een subregionaal convergentieplan opgesteld dat door de hele internationale gemeenschap wordt ondersteund in het kader van het partnerschap PFBC (Partnerschap voor de bossen van het Congobekken) , dat in september 2002 in Johannesburg werd opgericht.

Dat convergentieplan stelt ambitieuze doelstellingen vast inzake instandhouding en versterking van het bestuur. Het voorziet met name in grensoverschrijdende beschermde zones en in het gemeenschappelijke beheer van uitgestrekte transnationale gebieden met productiebossen en beschermde zones. Deze dynamiek heeft het samenwerkingsakkoord inzake de TRIDOM tussen Gabon, Kameroen en Congo voortgebracht, dat een milieugebied van 150 000 km2 instelt waarvan 35.000 km2 in beschermde zones (zeven in totaal).

De beschermde zones van Centraal-Afrika zijn bovendien verenigd in een regionaal netwerk voor ervaringsuitwisseling dat met name ook wildstroperij bestrijdt .

Het project van het World Wildlife Forum (WWF) heeft rechtstreeks betrekking op het Gabonese gedeelte van het gebied en de eerste bevindingen ervan worden regelmatig uiteengezet en besproken op regionale fora met als doel deze ook toe te passen op de elf andere milieugebieden van Centraal-Afrika.

Het project houdt het volgende in:
— de versterking van de controle- en bewakingscapaciteit van de staat via de oprichting van fauna-inspectieteams rond het nationaal park Minkébé;
— het participatieve beheer van de fauna via het afsluiten van tripartiete “beheersovereenkomsten” met particuliere bosbedrijven, goudzoekers en plaatselijke gemeenschappen.

De eerste resultaten zijn zeer bemoedigend, maar de werkelijke impact moet nog worden geëvalueerd. De impact op de kwantitatieve evolutie van de fauna moet op langere termijn blijken.

GroenDe enige partij die sociaal én milieuvriendelijk is.

www.groen.be

De Groenen/EVAGroenen en Europese Vrije Alliantie in het Europees Parlement.

www.greens-efa.eu

Samen ijveren voor een beter Europa en klimaat?