AA
Eten of tanken?

Duurzame landbouw kan wel de wereld voeden,

maar niet onze auto’s van brandstof voorzien.

Euforie rond agrobrandstoffen – een bedreiging voor de mondiale voedselveiligheid

Een verschuiving van investeringen en grondgebruik van voedsel- naar brandstofproductie brengt de mondiale voedselveiligheid ernstig in gevaar. Agrobrandstoffen gemaakt van graan, koolzaad of suikerriet – misleidend 'biobrandstoffen' genoemd – zijn verantwoordelijk voor een niet-duurzaam gebruik van grond, water en energie. Tropische bossen worden gekapt voor palmolieplantages. De sojaproductie verbruikt een stijgende hoeveelheid grondwater. De energiebalans van de levenscyclus van agrobrandstoffen is vaak negatief. Het pesticiden- en meststoffengebruik stijgt bij de teelt van energiegewassen. De huidige mondiale investeringen in gewassen die niet voor voeding bestemd zijn, zorgen voor monoculturen en langeafstandstransporten en niet tot duurzame gedecentraliseerde of lokale oplossingen. Wereldwijd leven miljoenen mensen op het platteland onder de dreiging dat ze van hun land verdreven zullen worden zonder alternatief inkomen of levensonderhoud.

Agrobrandstoffen – een betwistbaar antwoord op de klimaatverandering

Agrobrandstoffen worden voorgesteld als oplossing voor de problemen die te maken hebben met klimaatverandering. CO2 is echter niet het enige probleem. Op zich verminderen groene planten de CO2, maar de intensieve landbouwmethodes die gebruikt worden om maïs, graangewassen, suikerriet, palmolie en soja voor brandstof te telen steunen volledig op minerale olie. Modellen die beweren dat er een positieve energiebalans zou zijn vergeten vaak belangrijke factoren als het risico op oogstverlies door klimaatverandering in de vorm van toenemende droogte, overstromingen, erosie en verlies aan biodiversiteit. Ook kunnen er nieuwe ziektes veroorzaakt worden door veranderende klimaatomstandigheden. Het groeiend gebruik van stikstof draagt bij aan massale emissies van NOx. Dat is een krachtiger broeikasgas dan CO2. Als men de hele levenscyclus van agrobrandstoffen bekijkt – van het kappen van bossen tot het autorijden – dan blijkt dat de beperking op het vlak van emissies teniet wordt gedaan door de effecten van ontbossing, transport en het gebruik van meststoffen op oliebasis.

Agrobrandstoffen versnellen het kappen van tropische bossen en de uitputting van watervoorraden

De snelle uitbreiding van palmolieplantages en sojamonoculturen leidt tot het bijkomend kappen van tropisch regenwoud. De toenemende vraag van de industrielanden naar agrobrandstoffen vergroot dit probleem. In Maleisië zijn palmolieplantages verantwoordelijk voor 87% van de ontbossing. In Brazilië worden tropische wouden gekapt om meer sojabonen te kunnen telen voor veevoer en brandstofexport. Brazilië zou de eigen auto-emissies kunnen verminderen door de uitbreiding van suikerrietplantages, maar – door toegezegde export naar de VS en Europa – zal het 200 miljoen hectaren tropisch bos en moerassen moeten omzetten in land voor brandstofgewassen. 80% van de broeikasgassen van het land zijn te wijten aan ontbossing. Bovendien versnellen agrobrandstoffen de uitputting van de watervoorraden. Er kan tot 4.000 liter water nodig zijn om een liter agrobrandstof te maken.

Auto’s voederen zorgt wereldwijd voor meer mensen met honger

De huidige massale investeringen en het overheidsbeleid dat productie van agrobrandstoffen promoot, zorgen voor een toenemende wedijver voor land en grondstoffen ten nadele van de armste mensen en regio’s. De prijs voor graan is verdubbeld in één jaar. De mondiale graanstocks zijn op hun laagste niveau in veertig jaar. Oogstverliezen te wijten aan klimaatverandering, groeiende consumptie van vlees (onder meer in India en China) versterken deze evolutie. Als de EU, de VS en Brazilië doorgaan met hun huidig streefdoel om minerale olie te vervangen door agrobrandstoffen, in plaats van een drastische vermindering van hun brandstofconsumptie, dan zal een groeiend aantal autobezitters nog steeds in staat zijn voedsel en brandstof te kopen, terwijl de meerderheid van de armen niet eens genoeg te eten zal hebben. China is nu gestopt met nieuwe agrobrandstofprojecten om voedseltekorten te vermijden.

Toekomstige generaties van agrobrandstoffen kunnen dingen nog erger maken

De opduikende niet-duurzame effecten van het agrobrandstofproject hebben de verwachtingen verschoven naar toekomstige generaties van niet voor voeding bestemde gewassen en biomassaontwikkeling. Het valt te verwachten dat andere bronnen (zoals snelgroeiende bomen, miscanthusgras of eender welk ‘organisch materiaal’) op grote schaal zullen worden omgezet in brandstof, door het omzetten van cellulose naar suiker of ethanol. Sommige voorstanders verwachten vooruitgang door de inzet van genetisch gemodificeerde organismen waaronder zaden, planten en enzymen voor ontwikkeling van biomassa. De meeste van deze planten zijn invasief en meerjarig en kunnen grootschalige contaminatie van natuurlijke soorten veroorzaken. Een verder verlies van biodiversiteit door monoculturen valt te verwachten. De agrobrandstoffenindustrie wijst nu naar de tweede en zelfs derde generatie van agrobrandstoffen die een betere energiebalans zouden beloven. Er zijn echter weinig bewijzen dat de negatieve ecologische en sociale neveneffecten van deze nieuwe gewassen en verwerkende technologieën zullen verminderen.

Duurzame voedselproductie vermindert de druk op de vruchtbare bodem van andere mensen

In een duurzaam Europees voedselsysteem is er geen bodemoverschot. De EU is ’s werelds grootste netto-importeur van voedsel en veevoer. De EU gebruikt miljoenen hectaren elders en ook enorme hoeveelheden grondwater en minerale olie om te voorzien in de huidig geconsumeerde hoeveelheden aan veevoer voor vleesproductie en voedsel voor haar burgers. Om de sociale en ecologische voetafdruk in ontwikkelingslanden te verminderen en om bij te dragen aan de vermindering van de effecten van klimaatverandering, moet de EU de energie-efficiëntie in het eigen voedselsysteem verbeteren. Dat kan door de omschakeling van een systeem van extreme input-afhankelijke landbouw, verwerking en transport naar een zelfvoedend systeem dat organisch afval recycleert, gewas- en veeproductie reïntegreert en moderne hernieuwbare energiesystemen (zonne-, geothermische, biogas- en windenergie, WKK) op lokaal niveau combineert.

Publieke steun enkel voor duurzame en geïntegreerde landbouwsystemen

Biomassa, biogas en agrobrandstoffen kunnen bijdragen tot meer energie-efficiëntie en actie tegen klimaatverandering, als een deel van een duurzaam voedsel- en brandstofsysteem, als voedselveiligheid en biodiversiteit op de eerste plaats kunnen gewaarborgd worden. Dit kan enkel bereikt worden als er enkel publieke steun is voor energiegewassen die tot stand komen binnen geïntegreerde en duurzame voedsel- en landbouwsystemen op decentraal niveau. Een meer lokaal en regionaal gericht voedselsysteem zal de olieconsumptie verminderen evenals de groeiende risico’s van voedselbevoorrading. Biologische productie gebruikt aanzienlijk minder minerale olie en maakt geen gebruik van chemicaliën of GGO’s. In de biolandbouw zijn de bescherming van de biodiversiteit, bodem en watervoorraden opgenomen.

Naar een betere balans tussen plantaardige, vlees- en brandstofproductie

Voedselveiligheid op lange termijn voor een groeiende wereldbevolking veronderstelt een beter beheer van de bevoorrading, waaronder graan, veevoer en brandstoffen op basis van plantaardige productie. De huidige vleesproductie en –consumptie in de rijke landen is in hoge mate inefficiënt en niet-duurzaam met betrekking tot de verzekering van een betere mondiale verdeling van gezond voedsel en hernieuwbare energiebronnen. Tot 10 van planten afkomstige calorieën zijn nodig om 1 van vlees afkomstige calorie te produceren. Industriële landbouw gebaseerd op geïmporteerd veevoer verbruikt niet alleen miljarden euro’s aan subsidies, het draagt ook in grote mate bij aan de uitstoot van broeikasgassen als methaan. De sterke opkomst van agrobrandstoffen draagt nog verder bij aan deze vicieuze cirkel, daar het dezelfde consumptieve en verspillende benadering van energiegebruik in stand houdt. De EU moet het initiatief nemen door Europese en mondiale voedselveiligheid bovenaan de hervormingsagenda te zetten en boeren aan te moedigen om duurzame gewas- en dierlijke productie te combineren met lokale hernieuwbare energie.

Gedecentraliseerde voedsel- en energiesystemen kunnen conflicten over schaarse hulpbronnen voorkomen

Enkel een drastische vermindering van de verspillende energie- en voedselconsumptie in industrielanden en opkomende economieën kan een bijdrage leveren aan een eerlijke verdeling van voedsel en energie tussen Noord en Zuid. Het kan ook zorgen voor het voorkomen van conflicten rond de toegang tot energie, water en voedsel. Noord-Amerika en Europa consumeren nu 65% van ’s werelds minerale olie en 40% van het voedsel, met enkel 19% van de wereldbevolking. Het is evident dat – met afnemende olie- en waterreserves en een groeiende concentratie van de marktpositie van multinationale ondernemingen – nationale overheden maar beperkte invloed hebben op de voedsel- en energieveiligheid als zij geen gedecentraliseerd kader voor voedsel- en energieproductie instellen. Er zijn vele goede praktijkvoorbeelden en ervaringen beschikbaar binnen Europa en daarbuiten van zeer efficiënte lokale hernieuwbare energie- en voedselsystemen die ondersteuning verdienen via geïntegreerde landelijke en stedelijke ontwikkelingsprogramma’s.

Inschatting van de impact op de voedselveiligheid en verplichte certificering van agrobrandstoffen

De Europese Commissie zou een volledige inschatting van de impact op de voedselveiligheid en het milieu moeten maken voor ze aan de lidstaten verplichte doelstellingen voor agrobrandstoffen oplegt in haar strategie voor hernieuwbare energie. Binnen deze inschatting moet rekening gehouden worden met de noodzakelijke hoeveelheid en de productieomstandigheden van geïmporteerde producten, meerbepaald uit de tropische gebieden. Die import moet vallen onder de bepalingen voor gekwalificeerde markttoegang, die duurzaamheidscriteria hanteren als voorwaarde voor markttoegang. Instrumenten die de markttoegang regelen zouden moeten voorzien in importpreferenties of –heffingen voor het al dan niet tegemoetkomen aan die criteria. De inkomsten van die heffingen moeten gebruikt worden voor steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling in de landen van oorsprong. Fiscale stimuli, directe steun en multilaterale fondsen (zoals het Clean Development Mechanism onder het Kyotoprotocol) zouden moeten verbonden worden met duurzaamheidscriteria en gegarandeerd via een certificeringssysteem voor agrobrandstoffen.

Bart Staes

Europees parlementslid voor Groen!

GroenDe enige partij die sociaal én milieuvriendelijk is.

www.groen.be

De Groenen/EVAGroenen en Europese Vrije Alliantie in het Europees Parlement.

www.greens-efa.eu

Samen ijveren voor een beter Europa en klimaat?