AA
Wapenverkopen van EU-lidstaten aan Libië en naleving van de EU-Gedragscode betreffende de wapenuitvoer - parlementaire vraag E-2952/2011

Gezamenlijke vraag van Reinhard Bütikofer (Verts/ALE), Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), Ulrike Lunacek (Verts/ALE), Franziska Katharina Brantner (Verts/ALE) en Bart Staes (Verts/ALE)


In 2009 hebben de lidstaten van de EU de volgende goederen en vergunningen naar Libië geëxporteerd:
a) Handvuurwapens en lichte wapens (categorie ML1): Italië/Malta (79 miljoen), België (19 miljoen), Bulgarije (3 miljoen), en ook Frankrijk, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk (kleinere hoeveelheden).
b) Bommen, torpedo’s, geleide projectielen en andere ontploffingsmechanismen (categorie ML4): Italië (2,5 miljoen) en kleine hoeveelheden door Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.
c) Militaire vliegtuigen en luchtvaartuigen voor onbemand gebruik (categorie ML10): Italië (107,7 miljoen), Frankrijk (17,5 miljoen), Portugal (14,5 miljoen), Polen (2 miljoen) en kleine hoeveelheden door Slovenië en het Verenigd Koninkrijk.
d) Voertuigen en gepantserde militaire voertuigen (categorie ML6 en ML13): Duitsland (9 miljoen), Frankrijk (2,5 miljoen) en het Verenigd Koninkrijk (2,1 miljoen). e) Elektronische storingsapparatuur en apparatuur voor tegenmaatregelen (categorie ML11 en ML15): Duitsland (43,2 miljoen), het Verenigd Koninkrijk (20,6 miljoen), Frankrijk (respectievelijk 2 en 5 miljoen) en Italië (1 miljoen).

1. Is de Raad van mening dat de export die in de punten a) t/m e) wordt opgesomd een naleving is van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad, in het bijzonder de criteria twee, drie, vier, zes en zeven?

2. Wat betreft ML1 werd er een exportweigering uitgegeven onder verwijzing naar criterium twee, wat betreft ML4 werd er een weigering gegeven onder verwijzing naar criterium twee, wat betreft ML10 twee weigeringen onder verwijzing naar de criteria vier en zeven, en wat betreft ML15 drie weigeringen onder verwijzing naar de criteria twee, vijf en zeven. Welke individuele lidstaat van de EU heeft welke weigering afgegeven? En welke argumenten werden door deze lidstaten naar voren gebracht? Wat is de verklaring voor het feit dat in sommige gevallen bepaalde EU lidstaten bijvoorbeeld mensenrechten (criterium twee) in gevaar zien door de export van handvuurwapens (ML1) maar andere dat niet zien? Kan de Raad uitleggen wat het verband is tussen en de rationale achter deze weigeringen en de export die in de punten a) en e) wordt opgesomd?

3. Waarom wordt Malta in de lijst opgenomen als een land dat handvuurwapens en lichte wapens exporteert ter waarde van 79,6 miljoen euro, terwijl volgens berichten in de media Italië het land van oorsprong is en de betreffende wapens door het Italiaanse bedrijf Beretta zijn geproduceerd? Heeft Malta of Italië onjuiste gegevens overlegd of is de gedragscode van de EU een onvoldoende instrument om de kwestie van de doorvoer op de juiste manier aan te pakken?

*** ANTWOORD VAN DE RAAD (op 20 juni 2011) ***

In artikel 4, lid 2, van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB is bepaald dat "het besluit om militaire goederen of technologie over te dragen dan wel die overdracht te weigeren, tot de nationale bevoegdheid van de lidstaten behoort". Conform het gemeenschappelijk standpunt moeten de lidstaten aanvragen voor uitvoervergunningen toetsen aan de acht criteria van het gemeenschappelijk standpunt. De toetsing van een aanvraag voor een wapenuitvoervergunning aan de criteria van het gemeenschappelijk standpunt, en het besluit om wapens over te dragen dan wel die overdracht te weigeren, behoort echter tot de nationale bevoegdheid van de afzonderlijke lidstaten. Wel zijn er gemeenschappelijke richtsnoeren voor de toepassing van de criteria door de lidstaten; die richtsnoeren zijn opgenomen in de Gids voor de gebruiker als bedoeld in artikel 13 van het gemeenschappelijk standpunt. Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB bevat ook een hele reeks bepalingen die moeten zorgen voor consistente nationale besluiten inzake wapenuitvoer. De kwestie van de verdere vooruitgang op EU-niveau bij de harmonisatie van de vergunningspraktijken op het gebied van wapenuitvoer zal worden behandeld in het kader van de evaluatie van het gemeenschappelijk standpunt (in artikel 15 is bepaald dat het gemeenschappelijk standpunt drie jaar na de vaststelling ervan, d.w.z. eind 2011, zal worden geëvalueerd).

Met betrekking tot de weigeringen die door de lidstaten zijn gegeven en ter kennis gebracht krachtens artikel 4 van het gemeenschappelijk standpunt, is overeengekomen dat die weigeringen louter op geaggregeerde grondslag worden opgenomen in het EU-jaarverslag . Het EU-jaarverslag bevat derhalve informatie over het totale aantal door de lidstaten geweigerde vergunningen per bestemming, uitgesplitst naar categorie van de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen. Het jaarverslag behelst geen specifieke informatie over de afzonderlijke vergunningen die voor een specifieke bestemming door de afzonderlijke lidstaten zijn geweigerd. Voorts wordt er op gewezen dat het gemeenschappelijk standpunt de lidstaten verplicht aanvragen per geval te onderzoeken, hetgeen tot verschillende resultaten kan leiden naar gelang het soort militaire goederen en de eindontvanger.

Het jaarverslag over de wapenuitvoer bevat cijfers met betrekking tot de uitvoervergunningen. Die cijfers zijn de cijfers die door de afzonderlijke 27 lidstaten zijn verstrekt. In het door de geachte Parlementsleden bedoelde geval heeft de betrokken lidstaat toegegeven dat er fouten zijn geslopen in de rapportage.

Meer info

Zie antwoord op schriftelijke vraag E 011240/2010 van Judith Sargentini.
Zie met name punt 4.1.2, onder d), van de Gids voor de gebruiker


GroenDe enige partij die sociaal én milieuvriendelijk is.

www.groen.be

De Groenen/EVAGroenen en Europese Vrije Alliantie in het Europees Parlement.

www.greens-efa.eu

Samen ijveren voor een beter Europa en klimaat?