AA
Vervolgvragen - Castratie van biggen (Schriftelijke Vragen E-6114 - 6120/07)

*** Vragen samen ingediend met Kathalijne Maria Buitenweg (Groenen/EVA), David Hammerstein (Groenen/EVA), Paulo Casaca (PSE), Karin Scheele (PSE) en Neil Parish (EVP-DE) ***

Schriftelijke vraag E-6114/07

In haar antwoord op vraag E-3037/07 stelt de Commissie dat het bedrijf Pfizer Animal Health „heeft aangekondigd in de komende maanden een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneeskundig product voor immunocastratie van biggen te zullen indienen.”

Volgens onze informatie was deze aanvraag al ingediend op het moment dat deze vraag werd behandeld (6 juni 2007).

Is onze informatie correct en kan de Commissie laten weten in welk stadium de evaluatie van dit product zich momenteel bevindt?

ANTWOORD VAN COMMISSARIS VERHEUGEN (op 25 januari 2008)

Het bedrijf Pfizer Animal Health heeft inderdaad een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brangen van een diergeneeskundig product voor immunocastratie van biggen ingediend bij het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA). De aanvraag werd echter pas op 31 juli 2007 ingediend, dit wil zeggen na het antwoord van de Commissie op de vorige schriftelijke vraag E‑3037/07 van het geachte Parlementslid.

Wat de valideringsprocedure betreft, bevindt de aanvraag zich nu in de eerste evaluatiefase waarin een voor de aanvrager bestemde vragenlijst zal worden goedgekeurd.



Schriftelijke vraag E-6115/07

In haar antwoord op vraag E-3037/07 zegt de Commissie het volgende: „De EU-wetgeving voorziet niet in specifieke beperkingen op de invoer van vlees en varkens die op enigerlei wijze werden gecastreerd.”

In hetzelfde antwoord zegt de Commissie dat het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik van het Europees Geneesmiddelenbureau een aanvraag van Pfizer Animal Health zal evalueren voor een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneeskundig product voor immunocastratie van biggen. „Het wetenschappelijk comité zal met name de voordelen van het product voor het dierenwelzijn afwegen tegen de mogelijke risico’s voor het dier, de gebruiker, de consument en het milieu.”

Uit Nieuw-Zeeland of Australië geïmporteerd varkensvlees kan afkomstig zijn van biggen die zijn gecastreerd door middel van immunocastratie.

1. Waarom is het importeren van varkensvlees uit bijvoorbeeld Nieuw-Zeeland of Australië zonder beperkingen toegestaan? Het vlees kan immers afkomstig zijn van biggen die zijn gecastreerd met behulp van immunocastratie, een techniek waar de Commissie zich duidelijk zorgen over maakt voor wat betreft de „mogelijke risico’s voor het dier, de gebruiker, de consument en het milieu.”

2. Waarom staat de Commissie het gebruik van een product voor immunocastratie binnen de grenzen van de EU niet gewoon toe? De Commissie is er blijkbaar van overtuigd dat dit varkensvlees uit bijvoorbeeld Nieuw-Zeeland of Australië geen gevaar vormt voor de volksgezondheid, het dier, de gebruiker, de consument en het milieu in deze twee landen en in de EU, anders zou dit vlees wel in de EU verboden zijn.


ANTWOORD VAN COMMISSARIS KYPRIANOU (op 30 januari 2008)

1. In haar antwoord op de eerdere schriftelijke vraag E-3037/07 van de geachte Parlementsleden verklaarde de Commissie dat producten voor de immunocastratie van biggen, net als alle in de EU gebruikte nieuwe diergeneesmiddelen, moeten worden beoordeeld, en er is geen reden waarom een specifieke aanvrager hiervan vrijgesteld zou moeten worden. De Commissie erkent echter dat het feit dat het product in sommige derde landen al in de handel is en gebruikt wordt, een positief element is waarmee de wetenschappers in hun beoordeling rekening zullen houden.

2. Wat de tweede vraag van de geachte Parlementsleden betreft, immunocastratie wordt verkregen door het dier een geneesmiddel toe te dienen. In de EU mogen geneesmiddelen alleen worden gebruikt als zij zijn toegelaten volgens de vigerende wetgeving (Verordening nr. 726/2004(1) en Richtlijn 2001/82/EG(2)). In de Europese wetgeving worden duidelijk de eisen vastgesteld waaraan moet worden voldaan om een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel te krijgen. Daartoe moet, afhankelijk van het soort product, bij het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA) of een bevoegde nationale autoriteit een aanvraag worden ingediend die vergezeld moet gaan van een dossier met wetenschappelijke gegevens over de kwaliteit, de veiligheid of de werkzaamheid van een geneesmiddel. De Commissie kan alleen na een wetenschappelijk advies van het EMEA een in de EU geldige vergunning voor het in de handel brengen afgeven. De Europese wetgeving voorziet niet in de erkenning van vergunningen van derde landen.

(1) Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, PB L 136 van 30.4.2004.
(2) Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, PB L 311 van 28.11.2001.


Schriftelijke vraag E-6116/07

In haar antwoord op vraag E-3039/07 noemt de Commissie het SABRE-project. Dit project „bevat een werkpakket om met berengeur geassocieerde genen en proteïnen te beschrijven om zo de kwaliteit van vlees te verbeteren en door selectieprocessen de behoefte aan castratie weg te nemen.”

Hiermee erkent the Commissie impliciet dat het castreren van biggen niet de meest geschikte methode is om berengeur te verwijderen. Het is waarschijnlijk dat de negatieve aspecten van het (onverdoofd) castreren van biggen en het effect hiervan op deze dieren, hierbij een belangrijke rol spelen.

Het SABRE-project eindigt op 1 april 2010. Het is nog niet 100 % zeker of het project zal slagen voor wat betreft het automatisch verwijderen van berengeur.

Is de Commissie, in afwachting van de resultaten van het SABRE-project, bereid om (1) de castratie van biggen met (lokale) verdoving af te dwingen of (2) om het gebruik van immunocastratie verplicht te stellen? Zo nee, waarom niet?

ANTWOORD VAN COMMISSARIS KYPRIANOU (op 25 januari 2008)

Wat haar toekomstige initiatieven met betrekking tot de castratie van varkens betreft, verwijst de Commissie de geachte Parlementsleden naar haar gezamenlijk antwoord op hun vorige schriftelijke vragen E-3035/07 en E-3040/07. In 2009 zal de Commissie bij de Raad en het Parlement een verslag over het welzijn van varkens indienen waarin de problemen in verband met de castratie van biggen zullen worden behandeld.

Dit verslag kan vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel. De Commissie is echter van mening dat de resultaten van het PIGCAS-project (dat in 2008 moet worden beëindigd) van essentieel belang zullen zijn voor het vaststellen van de toekomstige alternatieven. Bovendien moet de Commissie de effecten van deze alternatieven beoordelen om de sociaaleconomische gevolgen van nieuwe wetgeving te kunnen inschatten.

Bij de evaluatie van mogelijke initiatieven op dit gebied dient de Commissie na te gaan of wetgeving wel de meest geschikte benadering is om resultaten te boeken. De Commissie heeft bijvoorbeeld vernomen dat verschillende Nederlandse organisaties(1) die met de varkensvleessector te maken hebben, op 29 november 2007 in Noordwijk een vrijwillige overeenkomst hebben ondertekend om vanaf 2009 enkel nog varkensvlees in de handel te brengen dat afkomstig is van biggen die onder verdoving zijn gecastreerd. De ondertekenende partijen beogen eveneens om in 2015 te stoppen met castratie. Deze overeenkomst werd ondertekend in het kader van de conferentie met de belanghebbenden die werd georganiseerd door PIGCAS, een onderzoeksproject van de Gemeenschap over alternatieven voor castratie van biggen.

(1) De Verklaring van Noordwijk werd ondertekend door het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV), de Nederlandse Vakbond van Varkenshouders (NVV) en LTO Nederland.


Schriftelijke vraag E-6117/07

In haar antwoord op schriftelijke vragen E-3035/07 en E-3040/07 noemt de Commissie het PIGCAS-programma. De algemene doelstelling van dit project is „informatie te leveren die het EU-beleid inzake de gevolgen van castratie voor het welzijn van biggen ondersteunt”. De Commissie stelt dat dit doel bereikt zal worden door een „evaluatie van de huidige informatie” en het „verzamelen van nieuwe informatie over biggencastratie in de EU, standpunten van belanghebbenden ten opzichte van castratie en mogelijke alternatieven voor bestaande chirurgische behandelingen”.

1. Wat verstaat de Commissie onder „een evaluatie van de huidige informatie” en wat is het voordeel hiervan, aangezien de Commissie al geruime tijd over deze informatie beschikt?

2. Is de Commissie het ermee eens dat nieuwe informatie over dit onderwerp bijna wekelijks, maandelijks en jaarlijks zal verschijnen en dat zij de knoop door zal moeten hakken over de vraag of zij op een gegeven moment het (onverdoofd) castreren van biggen niet meer zal toestaan? Zo ja: wanneer neemt zij hier een definitief besluit over? Zo nee: wat zijn haar tegenargumenten?

3. Over welke belanghebbenden heeft de Commissie het in haar antwoord op deze vraag en is de Commissie niet reeds op de hoogte van hun standpunten?

4. Ziet de Commissie mogelijke alternatieven voor de huidige chirurgische operaties die rekening houden met het welzijn van de biggen? Zo ja: welke?

ANTWOORD VAN COMMISSARIS KYPRIANOU (op 25 januari 2008)

De Commissie is van oordeel dat met het PIGCAS-project een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan het verzamelen van nieuwe informatie en aan het vinden van alternatieven voor de huidige castratiemethode. Voor meer informatie over het PIGCAS-project verwijst de Commissie de geachte Parlementsleden naar de website van het project op het volgende adres: http://w3.rennes.inra.fr/pigcas/objectivesAL/objectives1.htm.

In haar antwoord op de vorige schriftelijke vragen E-3035/07 en E-3040/07 van de geachte Parlementsleden, heeft de Commissie vermeld dat dit vraagstuk in 2009 zal worden behandeld in het kader van een verslag over de bescherming van varkens. In dit verslag zal rekening worden gehouden met de resultaten van het PIGCAS-project dat in december 2008 moet worden beëindigd.

De meningen van belanghebbenden over biggencastratie maken deel uit van doelstelling 1 van het PIGCAS-project. Hierbij wordt alle beschikbare informatie over de standpunten (perceptie en mogelijke aanpak van de zaak) van belanghebbenden (met inbegrip van consumentenorganisaties, niet-gouvernementele organisaties, leveranciers van varkensvlees) inzake biggencastratie zonder verdoving en de mogelijke alternatieven hiervoor verzameld en geëvalueerd.


De wetenschappers van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EAVV) hebben alternatieven voor chirurgische castratie vastgesteld die als volgt kunnen worden samengevat:

- chirurgische castratie onder algehele of plaatselijke verdoving,
- immunocastratie,
- chemische castratie,
- beter bedrijfsbeheer en aangepaste voeding en voedingspatrionen ter voorkoming van berengeur,
- genetische selectie ter voorkoming van berengeur,
- exclusieve voortbrenging van wijfjes door het seksen van sperma,
- voorkomen van berengeur aan de slachtlijn

De voor- en nadelen van elk alternatief werden onderzocht en uitvoerig beschreven in het standpunt van de EAVV inzake castratie van varkens (3)

(1) http://www.efsa.europa.eu/EFSA/efsa_locale-1178620753812_1178620775386.htm.


Schriftelijke vraag E-6118/07

In haar antwoord op schriftelijke vragen E-3037/07, E-3038/07 en E-3041/07 stelt de Commissie dat „het effect van immunocastratie van Europese biggen teneinde berengeur bij commerciële varkensstapels te verminderen onbekend is”.

Dit is een opvallende stelling, aangezien deze methode in landen als Nieuw-Zeeland en Australië al op grote schaal wordt gebruikt en het varkensvlees uit deze landen zonder problemen in de EU kan worden ingevoerd. Toch is het effect van immunocastratie van biggen van commerciële varkensstapels in de EU-lidstaten blijkbaar niet gemakkelijk te meten. Dit doet vermoeden dat er een groot verschil moet zijn tussen de commerciële varkensstapels van de EU en die van bijvoorbeeld Nieuw-Zeeland en Australië.

Kan de Commissie ons vertellen of dit vermoeden gegrond is en of zij – indien er geen verschil bestaat tussen de commerciële varkensstapels van de twee continenten – bereid is immunocastratie in de EU toe te staan? En zo niet: waarom niet?

Schriftelijke vraag E-6119/07

In haar antwoord op vragen E-3037/07, E-3038/07 en E-3041/07 stelt de Commissie dat het welzijn van dieren die zijn behandeld door middel van immunocastratie „minstens net zo goed moet zijn als dat van dieren die chirurgisch worden gecastreerd”.

Is de Commissie het ermee eens dat het (onverdoofd) verwijderen van de zaadballen van biggen meer pijn veroorzaakt dan een enkele vaccinatie? Zo nee, wat zijn haar argumenten hiervoor? Zo ja, waarom staat zij dan nog geen alternatieve, diervriendelijke methode toe, of dit nu castratie onder plaatselijke verdoving of immunocastratie betreft?

Schriftelijke vraag E-6120/07

In haar antwoord op schriftelijke vragen E-3037/07, E-3038/07 en E-3041/07 stelt de Commissie dat biggen die zijn behandeld door middel van immunocastratie extra moeten worden gecontroleerd op berengeur aan het eind van de slachtlijn. „In dit verband zou men zich tot doel kunnen stellen de berengeur van biggen die zijn behandeld door middel van immunocastratie op hetzelfde niveau te brengen als van biggen die chirurgisch zijn gecastreerd.”

Volgens onze informatie is een visuele controle aan het eind van de slachtlijn voldoende om te achterhalen of de immunocastratie heeft gewerkt: deze varkens hebben namelijk onvolgroeide zaadballen. Voor zover wij weten bestaat er geen andere methode om biggen die door middel van immunocastratie zijn behandeld op berengeur te controleren anders dan de visuele controle van hun karkassen.

Kan de Commissie ons vertellen wat haar argumenten zijn om te blijven beweren dat de hoeveelheid berengeur bij biggen die zijn behandeld door middel van immunocastratie verschilt van de hoeveelheid berengeur bij chirurgisch gecastreerde biggen en waarom zij dus veronderstelt dat de karkassen van dieren die zijn behandeld door middel van immunocastratie meer kans hebben op berengeur?

GEZAMENLIJK ANTWOORD VAN COMMISSARIS KYPRIANOU (op 30 januari 2008)

In het antwoord op de schriftelijke vragen E-3037/07, E-3038/07 en E-3041/07 van de geachte Parlementsleden waren de volgende passages:

„Het effect van immunocastratie van Europese biggen teneinde berengeur bij commerciële varkensstapels te verminderen is onbekend”;

„Het welzijn van de dieren moet bij deze methode minstens even goed zijn als bij chirurgische methoden”; en

„In deze context kan eventueel worden gestreefd naar niveaus van berengeur bij varkens waarop immunocastratie is toegepast die vergelijkbaar zijn met de niveaus die na chirurgische castratie zijn vastgesteld”,

zijn citaten uit het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) over varkenscastratie(1) (uit hoofdstuk 5.4.2 „Aanbevelingen inzake alternatieve castratiemethoden”).

De vergunningen voor immunocastratie zullen, net als voor andere diergeneesmiddelen, worden behandeld door het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA).

Zoals reeds vermeld in schriftelijke vraag E-6115/07 van de geachte Parlementsleden, wordt immunocastratie verkregen door het dier een geneesmiddel toe te dienen.

In de EU mogen geneesmiddelen alleen worden gebruikt als zij zijn toegelaten volgens de vigerende wetgeving (Verordening nr. 726/2004(2) en Richtlijn 2001/82(3)). In de Europese wetgeving worden duidelijk de eisen vastgesteld waaraan moet worden voldaan om een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel te krijgen. Daartoe moet, afhankelijk van het soort product, bij het EMEA of een bevoegde nationale autoriteit een aanvraag worden ingediend die vergezeld moet gaan van een dossier met wetenschappelijke gegevens over de kwaliteit, de veiligheid of de werkzaamheid van een geneesmiddel. De Europese Commissie kan alleen na een wetenschappelijk advies van het EMEA een in de EU geldige vergunning voor het in de handel brengen afgeven. De Europese wetgeving voorziet niet in de erkenning van vergunningen van derde landen en daarom kan de Commissie een product niet toelaten enkel op grond van het feit dat het in een ander land is toegelaten.

(1) The EFSA Journal (2004) 91 van 1-18, Welfare aspects of the castration of piglets.
(2) Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, PB L 136 van 30.4.2004.
(3) Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, PB L 311 van 28.11.2001.

GroenDe enige partij die sociaal én milieuvriendelijk is.

www.groen.be

De Groenen/EVAGroenen en Europese Vrije Alliantie in het Europees Parlement.

www.greens-efa.eu

Samen ijveren voor een beter Europa en klimaat?