AA
Vergelijkende onderzoeken OLAF AD8 en AD10 II - parlementaire vragen E5947 t/m 5949/2010

1. Schriftelijke test

In 2009 organiseerde de Commissie de interne vergelijkende onderzoeken COM/INT/OLAF/O9/AD8 en COM/INT/OLAF/O9/AD10 met het oog op het opstellen van reservelijsten voor de aanwerving van gespecialiseerde administrateurs op het gebied van fraudebestrijding.

Bij de schriftelijke test voor de betreffende twee interne vergelijkende onderzoeken konden de kandidaten kiezen uit de volgende onderwerpen: administratieve onderzoeken, analyse van inlichtingen en bescherming van de financiële belangen van de EU. De tests waren ontworpen om de kennis van de kandidaten, hun vermogen tot begrijpen, analyseren en samenvatten en hun redactionele vaardigheden te testen. De onderwerpen 1 (administratieve onderzoeken) en 2 (analyse van inlichtingen) gaven de kandidaten echter een vrije keuze van het onderwerp dat ze wilden presenteren in het uiteindelijke OLAF-casusverslag dat ze moesten opstellen. Dit mocht een werkelijke of een fictieve casus zijn.

In tegenstelling tot traditionele vergelijkende onderzoeken, waarin alle kandidaten hetzelfde onderwerp krijgen om mee te werken (zodat hun werk vergelijkbaar is) — en in tegenstelling tot de externe vergelijkende onderzoeken voor OLAF die in 2008 zijn georganiseerd — konden de kandidaten in de betreffende vergelijkende onderzoeken over elk gewenst onderwerp op het gebied van fraudebestrijding schrijven.

1. Kan de Commissie in het licht van het bovenstaande uitleggen op welke wijze zij ervoor heeft gezorgd dat de kandidaten zonder eerdere of huidige werkervaring bij OLAF een gelijke behandeling hebben gekregen ten opzichte van kandidaten die eerder voor het Bureau hadden gewerkt of die voor het Bureau werkten op het moment dat ze deelnamen aan het vergelijkende onderzoek?

2. Kan de Commissie uitleggen hoe de kennis van de kandidaten en hun vermogen tot begrijpen, analyseren en samenvatten konden worden getest zonder dat ze allemaal een specifiek onderwerp toegewezen hadden gekregen?

3. Kan de Commissie in aansluiting daarop uitleggen hoe zij een billijke beoordeling van de schriftelijke tests heeft gewaarborgd terwijl de kandidaten de vrijheid hadden om een casus naar keuze te presenteren?

4. Heeft de Commissie niet voorzien dat deze formule voor de schriftelijke test kandidaten die werkervaring binnen OLAF hadden aanzienlijk zou bevoordelen?

2. Ontvankelijkheid en toelating

De ontvankelijkheidscriteria voor beide interne vergelijkende onderzoeken vereisten een bepaald aantal jaren werkervaring, waarvan de helft op het gebied van fraudebestrijding.

1. Kan de Commissie bevestigen dat alle toegelaten kandidaten voldeden aan dit ontvankelijkheidscriterium met betrekking tot hun werkervaring? De ontvankelijkheidscriteria voor beide interne vergelijkende onderzoeken vereisten dat de kandidaten een universitaire studie of een gelijkwaardige beroepsopleiding hadden afgerond.

2. Kan de Commissie bevestigen dat alle toegelaten kandidaten voldeden aan dit ontvankelijkheidscriterium met betrekking tot hun beroepsopleiding, in het bijzonder als het gaat om Duitse universitaire diploma's? Bij de toelatingstests voor de betreffende vergelijkende onderzoeken (verbaal redeneren, numeriek redeneren en vragen om de specifieke kennis van de kandidaten op het gebied van fraudebestrijding te beoordelen) werd de minimale totaalscore voor de drie onderdelen op 50 % gesteld. Dat betekent dat de kandidaten scores van minder dan 50 % in bepaalde delen van de tests konden compenseren met scores van meer dan 50 % in andere delen.

3. Kan de Commissie, gezien het feit dat traditionele toelatingstests vereisen dat kandidaten ten minste 50 % scoren in elk onderdeel van de toelatingstest, uitleggen waarom de toelatingstests voor de betreffende vergelijkende onderzoeken zo waren ontworpen dat interne kandidaten werden bevoordeeld?

4. Heeft de Commissie deze formule gekozen omdat zij bang was dat de interne kandidaten die al in dienst waren van OLAF op basis van tijdelijke contracten zouden zakken voor de onderdelen verbaal en numeriek redeneren van de toelatingstests en daarom de kans moesten krijgen om dit goed te maken met de specifieke vragen over fraudebestrijding?


3. Aanwerving

Na het opstellen van de reservelijsten op basis van de betreffende interne vergelijkende onderzoeken is de Commissie begonnen met het aanwerven van geslaagde kandidaten van de reservelijsten.

Kan de Commissie bevestigen dat zij de ontvankelijkheidscriteria van elke geslaagde kandidaat op de lijsten, onafhankelijk van de toelating van de geslaagde kandidaten tot de interne vergelijkende onderzoeken en hun plaatsing op de reservelijst, controleert voordat de betreffende kandidaat wordt aangesteld?

Ten minste één geslaagde kandidaat van een reservelijst van de interne vergelijkende onderzoeken is recentelijk door DG HR aangesteld als ambtenaar op proef bij OLAF, ondanks het feit dat DG HR zeker wist dat de geslaagde kandidaat niet voldeed aan de ontvankelijkheidscriteria met betrekking tot specifieke ervaring met fraudebestrijding.

Kan de Commissie uitleggen hoe deze aanstelling in deze omstandigheden kan zijn uitgevoerd?

***

ANTWOORD VAN COMMISSARIS SEFCOVIC (op 15 oktober 2010)

1. Schriftelijke test

1. De Commissie wenst te benadrukken dat de examenvragen van de interne vergelijkende onderzoeken zo zijn opgesteld dat geen enkele categorie deelnemers daardoor wordt bevoordeeld. Voor de schriftelijke tests van de vergelijkende onderzoeken COM/INT/OLAF/09/AD8 en AD10 werd geen enkele voorafgaande kennis van de interne procedures van OLAF vereist. Het is gebruikelijk de kandidaten verschillende onderwerpen voor te stellen waaruit zij het onderwerp mogen kiezen dat hen het beste uitkomt.

Om gelijke behandeling te garanderen hoefde de casestudy die door de kandidaten in het kader van deze tests in een opstel moest worden uitgewerkt, niet per se betrekking te hebben op een door OLAF behandelde zaak en waren de kandidaten vrij zich te laten leiden door eerdere, buiten de Commissie of de Europese instellingen opgedane werkervaring.

2, 3 en 4. De jury van een vergelijkend onderzoek heeft een grote beoordelingsvrijheid bij het kiezen van de onderwerpen en het geven van scores. De schriftelijke test beoogde de kennis van de kandidaten, hun vermogen tot begrijpen, analyseren en samenvatten en hun redactionele vaardigheden te beoordelen. De jury beoordeelt met name of de verslagen helder en beknopt zijn verwoord. Dit doet zij voor alle kandidaten, dus los van de case waarvoor de betrokken kandidaat heeft gekozen.

Alle schriftelijke tests werden nagekeken door twee correctoren aan de hand van een evaluatiematrix die van tevoren was opgesteld. De correctoren waren trouwens niet allemaal afkomstig van OLAF. Vervolgens heeft de jury gecontroleerd of de evaluatiecriteria correct waren toegepast op de opstellen van de kandidaten. De kandidaten kregen een geheim nummer, in plaats van hun kandidaatnummer, zodat hun identiteit niet werd onthuld. De Commissie herinnert er tevens aan dat de schriftelijke test gevolgd werd door een mondeling gedeelte met de jury waarvoor een minimumaantal punten moest worden behaald. De gevolgde procedure garandeert een objectieve, onpartijdige en gelijke behandeling van alle kandidaten.


2. Ontvankelijkheid en toelating

1 en 2. Bij alle vergelijkende onderzoeken beschikt de jury krachtens het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna „het statuut” genoemd) over een aanzienlijke beoordelingsvrijheid om te bepalen of kandidaten voldoen aan de toelatingsvoorwaarden, en met name om de werkervaring van de kandidaten te beoordelen. Op het moment van aanwerving worden deze gegevens opnieuw gecontroleerd. Zie in dit verband ook het antwoord van de Commissie op schriftelijke vraag E-5947/10(1).

Wat de vraag over de Duitse diploma's betreft, kan de Commissie meedelen dat zij aan een diploma dezelfde waarde toekent als de lidstaat die het diploma erkent. Het enige wat telt, is of de kandidaat voldoet aan de criteria die zijn vermeld in de aankondiging van het vergelijkende onderzoek. Voor de vergelijkende onderzoeken voor het Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) was een diploma van een universitaire opleiding van ten minste vier jaar vereist, of een diploma van een universitaire opleiding van drie jaar, plus ten minste één jaar werkervaring, overeenkomstig artikel 5, lid 3, van het statuut.

3 en 4. De Commissie wenst niet in te gaan op de beweringen en oordelen van het geachte Parlementslid, en zeker niet op de suggestie dat de toelatingstests zodanig zouden zijn opgezet dat bepaalde kandidaten werden bevoordeeld. Deze vergelijkende onderzoeken waren interne procedures, die dus per definitie alleen open stonden voor kandidaten die al in dienst zijn van de Commissie (artikel 29, lid 1, onder b), van het statuut).

Met de meerkeuzevragen wordt de kennis van de kandidaten met betrekking tot Europese wetgeving en beleid op het gekozen vakgebied (in dit geval fraudebestrijding) getoetst. De kandidaten moeten blijk geven van hun logisch redeneervermogen op basis van hun kennis van de Europese wetgeving. Bij de toelatingstests van alle recente interne vergelijkende onderzoeken (EU-10, eenheidshoofden EU-27 en EU-2) is overigens hetzelfde scoremodel gehanteerd (dat wil zeggen dat de kandidaat in totaal minimaal 50 % van de punten moet behalen).

Voor rang AD8 is 50 % van de geslaagde kandidaten afkomstig van OLAF en voor rang AD10 63 %.


3. Aanwerving

Bij het samenstellen van het dossier voor de aanwerving van een kandidaat die voor een vergelijkend onderzoek is geslaagd, beoordeelt de Commissie de ontvankelijkheidscriteria om er zeker van te zijn dat wel degelijk is voldaan aan de voorwaarden voor benoembaarheid op een post in de instelling en aan de voorwaarden die in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek waren opgenomen. Dit onderzoek vindt plaats, ongeacht of de geslaagde kandidaat tot een intern of een extern vergelijkend onderzoek was toegelaten en op een reservelijst daarvan is geplaatst. Het tot aanstelling bevoegde gezag (TABG) mag namelijk geen beslissing nemen die strijdig is met het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie.

Het tot aanstelling bevoegde gezag, in dit geval het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF), was van oordeel dat de door het geachte Parlementslid genoemde geslaagde kandidaat voldeed aan de ontvankelijkheidscriteria zoals deze in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek waren opgenomen en is tot benoeming van de kandidaat overgegaan.

GroenDe enige partij die sociaal én milieuvriendelijk is.

www.groen.be

De Groenen/EVAGroenen en Europese Vrije Alliantie in het Europees Parlement.

www.greens-efa.eu

Samen ijveren voor een beter Europa en klimaat?