Twee Vlaamse
professoren van de Katholieke Universiteit Leuven (KUL) deden een onderzoek bij 86 fietsongevallen en daaruit
bleek dat "het bij een valpartij weinig verschil uitmaakt of je al dan niet een fietshelm draagt. Ze pleiten dan
ook voor een totaal nieuwe helm."
De wetenschappers erkennen dat het dragen van de
helmen in hun actuele vorm beter is dan fietsen zonder helm. Toch slagen de huidige helmen er niet in om de
trillingen binnen de schedel die na een val ontstaan te stoppen. Voorts vormen ze een onvoldoende bescherming
voor de slaapstreek.
Fietshelmen moeten voldoen aan de Europese norm EN-1078. De twee
wetenschappers vinden deze norm evenwel "te vaag" en "wetenschappelijk absoluut niet onderbouwd" met "als gevolg
dat de helmen niet doen wat ze moeten doen".
Is de Commissie op de hoogte van het
onderzoek van twee KUL-professoren?
Deelt zijn hun conclusie dat de EN-1078-norm te
vaag is en wetenschappelijk niet onderbouwd en zo neen, op basis van welke argumenten?
Zal de Commissie middelen vrijmaken om wetenschappelijk onderzoek naar de productie van de voor de fietser
meest veilige, meest comfortabele en meest betaalbare fietshelm te laten uitvoeren en zo neen, waarom
niet?
Voorlopig antwoord van Commissaris Liikanen (dd. 11 november
2003)
Norm EN 1078 is uitgewerkt door de Europese Commissie voor
normalisatie (CEN). Dit houdt in dat een groep internationale deskundigen deze productnorm heeft opgesteld in
het licht van de stand van de techniek en dat de CEN-partijen de norm na verificatie hebben goedgekeurd.
De Commissie heeft de referentie van deze norm bekendgemaakt overeenkomstig artikel 5, lid
4, van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad van 21 december 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen
der lidstaten betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM). De norm is goedgekeurd in het kader van de
uitvoering van deze richtlijn daar ze rechtstreeks verband houdt met de fundamentele gezondheids- en
veiligheidsvoorschriften in bijlage II bij de richtlijn.
De vertegenwoordigers van de
lidstaten hebben nog geen melding gemaakt van onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat de norm misschien niet tot
de gewenste bescherming leidt. Deze vertegenwoordigers vergaderen tweemaal per jaar met de Commissie in de Groep
PBM-deskundigen en de Groep administratieve samenwerking bij het markttoezicht. De dienst van de Commissie die
over de richtlijn gaat, is niet op de hoogte van de door het geachte Parlementslid genoemde studie.
De Commissie stelt veel belang in informatie over onderzoek waaruit blijkt dat een
productnorm niet geheel voldoet en dat de Europese burgers gezondheids- en veiligheidsrisico’s lopen.
Ze zal dit onderwerp op de agenda zetten van de volgende vergadering van de instanties voor
markttoezicht van de lidstaten (gepland in december 2003) om na te gaan wat de Europese dimensie van het
probleem is.
Ze zal de kwestie ook met de CEN bespreken om na te gaan of maatregelen
nodig zijn. Het punt kan worden behandeld bij de standaardevaluatie van de productnormen door de CEN of worden
opgenomen in de opdrachten die de Commissie de CEN geeft, via het kader waarin de Commissie een groot deel van
het Europese normalisatiewerk financiert.